(gr.) vooreerst in Laconië (Sparta) de personen, die door de dorische heeren waren aangesteld om hun onderdanen (de perioeken) te regeeren. Meer bekend zijn de, sedert den tijd van Lysander, omstreeks het einde van den peloponnesischen oorlog optredende H.; dit zijn de over geheel Griekenland, aan deze en aan gene zijde ^ der aegeïsche zee, verspreide spartaansche residenten, die alle aan de Atheners ontnomen plaatsen bewaakten en aan de met hen verbonden oligarchie tot onderdrukking der democratie de hand boden.
Aan deze weldra algemeen gehate instelling kwam eerst met den val der spartaansche hegemonie (371 v. Chr.) een einde; later werd ze nog eens voor enkele jaren toegepast door de Thebanen.