Gepubliceerd op 17-02-2021

Hamburg

betekenis & definitie

1) Bondsstaat van het Duitsche rijk, 415 km.2 groot, bevat de stad Hamburg en de vier landheerschappen Geestlande, Marschlande, Ritzebüttel en Bergedorf. De bevolking bedroeg in 1900: 768.349 inw. (332.570 mannen, 349.062 vrouwen), voor het meerendeel evangelischen (31.000 r.-kath., 18.000 israëlieten, enz.).

Het grootste gedeelte van het grondgebied van den staat H. ligt benoorden de Elbe en wordt begrensd, behalve door deze rivier, door Sleeswijk-Holstein en Hannover. Ten n., o. en z. van dit gedeelte liggen midden in het gebied van Pruisen nog verscheidene stukken, en aan de monding van de Elbe, aan den linkeroever, het ambt Ritzebüttel met het eiland Neuwerk. In de landgemeenten wordt veel ooft en verder graan verbouwd. Het klimaat is vochtig, des zomers koel, ’s winters zacht.

Overeenkomstig de grondwet van 13 Oct. 1879 berust de staatsmacht bij den Senaat en de Bürgerschaft. De Senaat bestaat uit 18 leden, die voor de helft juristen moeten zijn, terwijl van de overige 9 er 7 tot den koopmansstand moeten behooren; de leden van dit lichaam, de senatoren, worden gekozen door den Senaat en de Bürgerschaft tezamen. Den Senaat worden vier syndici en twee secretarissen, door de senatoren zelven te kiezen, toegevoegd. Een eerste en een tweede burgemeester, jaarlijks door den Senaat bij geheime stemming te kiezen, presideeren de zittingen van dit lichaam. De Bürgerschaft bestaat uit 160 leden; van deze worden 80 gekozen door belastigkiezers; om belastingkiezer te zijn moet men gedurende de laatstverloopen vijf jaren in de directe belastingen aangeslagen geweest zijn voor een jaarlijksch inkomen van minstens 1200 mark; zijn deze aanslagen alle voldaan, zoo moet de burger, om op de kiezerslijst te worden gebracht, daartoe op een gezegeld stuk (a 30 mark) aanvrage doen. Van de overige leden van de Bürgerschaft worden 40 gekozen door de in de stad grondeigendom bezittende burgers, en . 40 door de voormalige en de fungeerende rechterlijke ambtenaren en regeeringspersonen.

De leden worden gekozen voor zes jaren; om de drie jaren treedt de helft af. De Bürgerschaft, die tegelijkertijd zooveel als Tweede kamer van den staat H. en gemeenteraad van de stad H. is, kiest uit haar midden een comité (Bürgerausschuss) van 20 leden, dat o. a. bevoegd is om in zekere gevallen voorstellen van den Senaat, inzonderheid inzake buitengewone uitgaven, te behandelen en aan te nemen. In het algemeen berust echter de wetgeving op overeenstemming der besluiten van Senaat en Bürgerschaft, zoodat een wet de bekrachtiging van beide lichamen behoeft. Door de grondwet wordt een strenge verantwoordelijkheid der regeeringsleden gewaarborgd. Ieder departement van beheer (deputatie geheeten) bestaat uit 1 tot 3 senaatsleden en een aantal burgers onder voorzitterschap van een senaatslid. Dit geldt thans ook voor het departement van financiën, dat vroeger slechts uit burgers bestond.

Voor de rechtspleging bestaat sinds de invoering van de rijksjustitiewet (1 Oct. 1879) in de stad H. een landelijk hooggerechtshof, waaronder ook Bremen en Lübeck ressorteeren. De staat heeft recht op drie zetels in den Duitschen rijksdag en wordt daarin sinds geruimen tijd uitsluitend door sociaal-democraten vertegenwoordigd. Het militair beheer is door een conventie van 1867 aan Pruisen afgestaan; het hamburgsehe contingent vormt het. tot ’t 9de pruis. legerkorps, behoorende 2de hanzeatische regiment infanterie no. 76, in garnizoen in de stad H. Het wapen van H. stelt een burcht met drie torens op een rood veld voor; schildhouders zijn twee leeuwen; op het wapenschild rust een helm, omgeven door vlaggen en pauwenveeren. De landskleuren zijn wit en rood; de vroegere handelsvlag (rood met drie witte muurtorens) dient tegenwoordig nog slechts als bij-vlag. De staats-inkomsten bedroegen 1870: 16.06, 1902 ruim 95 millioen mark; de uitgaven zijn in ongeveer gelijke mate toegenomen; zij bedroegen in 1870: 16.07, in 1902: 101.12 millioen mark (voor onderwijs: 11.067.000 mark, waarvan voor het lager onderwijs in de stad H. 7.713.000 mark). De staatsschuld, in verhouding tot de bevolking zeer groot, doch grootendeels afkomstig van productieve havenwerken, staatsbedrijven, publieke werken enz., bedroeg einde 1900: 422.28 mill. mark.

2) Stad H., de grootste der Hanzesteden en eerste handelsstad van Duitschland, ligt onder 53° 33' N.B. en 9° 59' O.L. van Gr., aan den rechteroever van den noordelijken arm der hier in meerdere armen verdeelde Elbe, 110 km van de monding dezer rivier in de Noordzee, 285 km. van Berlijn, 114 km. van Bremen, 63 km. van Lübeck. De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt 8° C. (+ 32° C. maximum, — 19.8° C. minimum), de gemiddelde luchtdruk 760.8 millimeter, de hoogte van den atmospherischen neerslag 728 millim.

De op het oogenblik der telling in H. aanwezige bevolking, met inbegrip van de bemanning der zich in de haven bevindende schepen (in 1900: 1981 bewoonde vaartuigen), bedroeg in 1820: 133.000, in 1871: 300.612, in 1895: 625.552, in .1900: 705.738 zielen (1900: 343.987 mannen, 361.751 vrouwen), voor het meerendeel evangelischen (zie boven); in 1900 bestond de bevolking uit 351.391 geboren Hamburgers, 336.279 elders geboren Duitschers en 18.068 in het buitenland geborenen. Buitengewoon sterk is de verhuizing naar H. uit Sleeswijk-Holstein, Hannover en Mecklenburg. Het aantal geboorten bedroeg in 1901: 20.695, der sterfgevallen 12.293, der huwelijksvoltrekkingen 6134. Rekent men bij de bevolking van H. die van de daarmee samenhangende sleeswijksche stad Altona (1900: 161.501 inw.) en die van de stad Wandsbek (27.966) en de omgelegen landgemeenten Grosz-Borstel, Alsterdorf, Ohlsdorf en Fuhlsbüttel, zoo verkrijgt men voor H. en omgeving een bevolking van 900.000 zielen.

Sinds de inlijving van de voorstad St. Pauli (1894) 'enz,, is de stad voor verschillende administratieve doeleinden ingedeeld in 24 wijken; deze zijn, met hare bevolking op eenige recente datums:

WIJKEN 1895 1900 Toe- of afname in pCt. 1895—1900

Altstadt-Noord 37.397 36.825 -1,53

Altstadt-Zuid 15.284 12.413 -18,78

Neustadt Noord 47.822 48.459 1,33

Neustadt-Zuid 40.742 41.524 1,92

St. Georg-Noord 40.627 43.729 7,64

St. Georg-Zuid 46.832 53.060 13,3

St. Pauli-Noord 37.583 40.318 7,28

St. Pauli-Zuid 34.924 36.010 3,11

Eimsbüttel 52.189 64.108 22,84

Rotherbaum 25.977 28.627 10,2

Harvestehude 15.025 18.038 20,05

Eppendorf 20.903 30.703 46,88

Winterhude 11.327 14.271 25,99

Barmbeck 40.948 48.201 17,71

Uhlenhorst 28.327 33.421 17,98

Hohenfelde 23.716 27.866 17,5

Eilbeck 24.611 30.786 25,09

Borgfelde 18.657 22.721 21,78

Hamm 15.795 19.815 25,45

Horn 4.417 4.721 6,88

Billwärder Ausschlag 30.270 36.171 19,49

Steinwärder 1.129 1.188 5,23

Kleiner

Grasbrook 332 511 18,29

Veddel 4.283 4.877 13,87

Schepen in de

haven 6.335

7.375

Totaal 625.552 705.738

Het grootste gedeelte der stad ligt rechts van de Elbe en wordt doorsneden door de Alster en de Bille, waardoor een aantal eilanden worden gevormd (Aussenalster, 169 hectare, Binnenalster, door de Lombardsbrug met het voornoemde verbonden,. enz.). De Alster, de Bille, alsmede de talrijke grachten (Fleete) zijn bevaarbaar gemaakt. Talrijke havenbekkens aan beide oevers der Elbe, wier diepte door regelmatig uitbaggeren op 7 meter wordt gehouden, bieden de schepen een veilige ligplaats aan. De vroegere vestingwerken zijn sinds en ingevolge den vrede van Parijs, 1814, geslecht. Nog in de eerste helft der 19de eeuw kon van H. gezegd worden dat het over ’t algemeen nauw gebouwd was, met smalle, kromme straten (waarvan de engste „Twiete” en „Gänge” heeten) en met ouderwetsche huizen; inzonderheid gold dit van het oostelijk deel of de Altstadt; beter gebouwd was toen reeds het westelijk deel of de Neustadt. Sedert den brand van 1842 heeft het evenwel een schoener en regelmatiger aanzien gekregen.

Door de ontmanteling, die in 1819 werd aangevangen, heeft de stad in alle opzichten veel gewonnen. De wallen zijn in aangename wandelingen en fraai plantsoen veranderd, terwijl tevens een menigte nieuwe straten ontstaan zijn. Buiten de oude stad liggen oostwaarts de St. George-wijken, en westwaarts, aan Altona grenzend, St. Pauli, vroeger de „ Hamburg er-berg” geheeten. De architectuur der stad vertoont een bonte afwisseling.

In de tweede helft der vorige eeuw zijn in meerdere stadsgedeelten, in het bijzonder in het zuidelijk deel der oude stad (Altstadt) nieuwe breede straten met reusachtige winkelhuizen en kantoorgebouwen (het gebouw Dovenhof in de Branustwiete heeft meer dan 100 kantoorlokalen) ontstaan. In de nieuwe stad (Neustadt) heeft de aanleg van de Ringstrasse tusschen Holstenpoort en Dammpoort, de verbreeding van de Fuhlentwiete, de 1891—92 aangelegde Kaiser-Wilhelm-Strasse, welke over een lengte van ½ km. en een breedte van 21 m. het z.g. Gangeviertel (stegen- en sloppenbuurt) doorsnijdt, alsmede de in 1896 voltooide ophooging van den voorburgwal tusschen de Holitenpoort en de haven, een menigte oude, bouwvallige, onbewoonbare en afgekeurde huizen en krotten verdrongen. De binnenstad heeft daardoor tusschen 1880—1900 omstreeks 32.000 bewoners verloren, terwijl de bevolking der nieuwere buurten binnen denzelfden tijd met meer dan een kwart millioen zielen is vermeerderd. Het middelpunt van het handelsverkeer in dit centrum van den wereldhandel is de beurs met haar naaste omgeving, inzonderheid de straten Neuerwall, Alterwall en Burstah; de kantoren van den groothandel en der reederijen bevinden zich voornamelijk in de Altstadt, in de straten die het dichtst bij de haven liggen. De breedste straat der Altstadt is na de Esplanade (48 meter) de Rödingsmarkt geworden, vroeger een gracht, die nu gedempt is, waardoor een straat van 33 meter breedte is ontstaan; verder de Jungfernstieg, die na haar verbreeding (in 1899) 47 meter breed is; meerdere dergelijke veranderingen zijn reeds aangevangen of worden voorbereid.

Monumenten: deze zijn voor het meerendeel van jongen datum; de voornaamste zijn: het Schillermonument in brons (1866) tegenover de Kunsthalle, het Strijdersmonument (1877) ter herinnering aan den oorlog van 1870/71; de groep in brons van J. Schilling, aan het begin der Esplanade, het Lessingmonument, voorstellende een zittende figuur in brons (1881), het werk van Schaper en geplaatst op de Gansemarkt; verder standbeelden van den staathuishoudkundige Büseh, van den hervormer Bugenhagen (1885), van den stichter der stad bisschep Ansgar, van den eersten vergroe ter der stad, Adolf III van Schauenburg (beide laatste op de Trostbrug, 1883), van den doofstommenleeraar Samuel Heinicke (1895), .enz.; voorts bestaan plannen voor een monument voor Wilhelm I, op te richten op kosten van den staat (raming 1 millioen mark), een Bismarckdenkmal en een monument voor Brahms. Op het Hanzeplein staat een 20 meter hooge Hanzefontein. Kerken: na de slooping van den overouden dom in 1805 zijn de oudste kerkgebouwen: de Catharijnekerk (13de eeuw) met toren van 1657, en de Jacobikerk (14de eeuw) met toren van 1580; de Michaelskerk, in 1750 door den bliksem verwoest, door Sonnin herbouwd, heeft een 131 meter hoogen toren; haar crypta bergt 300 graven, w.o. dat van den bouwer. Van de vijf hoofdkerken werden de Petrikerk (12de eeuw) en de Nicolaaskerk (12de eeuw) bij den grooten brand van 1842 in de asch gelegd; de eerstgenoemde is in den vroegeren vorm herbouwd, de toren werd eerst in 1878 voltooid; de nieuwe Nicolaaskerk, een gotisch bouwwerk met 147 m. hoogen toren, werd 1846—63 door Scott gebouwd, en heeft een groot orgel, alsmede een klokkenspel dat gewoonlijk tweemaal per week speelt, evenals dat van de Petrikerk. In de voorsteden werden van 1880—1902 elf nieuwe kerken gebouwd en op het einde van laatstgenoemd jaar bevonden zich op het gebied der stad 33 evangelische en 5 r.-kath. kerken, benevens 5 synagogen.

Wereldlijke bouwwerken: het voornaamste hieronder is het in 1897 geopende raadhuis, met een toren van 100 meter; dit gebouw heeft, met de meubileering enz., 101/2 millioen mark gekost. De beurs, aan het Adolfsplein, is 1839—41 gebouwd, 1880—84 vergroot, 1893 verfraaid met een zandsteenfa^ade; zij bevat drie groote zalen, en een menigte kleinere lokalen (de bureaux en de bibliotheek der Kamer van koophandel, tentoonstellingslokalen voor artikelen van den uitvoerhandel, enz.). Verder zijn er allerlei groote gebouwen voor de regeeringslichamen en de verschillende takken van dienst, alsmede een op kosten van het rijk opgerichte duitsche zeewacht (1879—81 gebouwd) aan den Elbe-oever, het hoofdpostkantoor (1883—86 gebouwd, in 1900 vergroot) en de stadsschouwburg in de wijk St. Georg (1900 geopend). De private gebouwen, behalve enkele banken, de groote kantoorgebouwen en de zes verdiepingen hooge pakhuizen in het vrijhavengebied, bieden over het geheel weinig opmerkelijks; de vele villa’s der rijke kooplieden en reeders hebben uitwendig in den regel een zeer eenvoudig aanzien. .

De stad wordt bestuurd door de lichamen die de staatsmacht uitoefenen, Senaat en Bürgersehaft (zie boven). De juristische senatoren genieten een jaarwedde van 25.000 mark, de commercieele senatoren een dito van 12.000 mark; de burgemeesters genieten een toelage van 5000 en 3000 mark. De stedelijke politie (in het geheel 2460 man sterk, w.o. 174 man havenpolitie) wordt beheerd door een lid van den Senaat, die den titel van Polizeiherr voert. De stad neemt haar drinkwater uit de Elbe; de waterwerken in de wijk Billwarder Ausschlag leveren per jaar ongeveer 45 millioen kubieke meter gefiltreerd Elbewater (verbruik in 1900 per hoofd 174 liter daags); het leidingsnet heeft 522 km. buizen. Het centraal-kerkhof ligt in Ohlsdorf; aldaar bevindt zich ook een crematorium. De stad is zetel van de regeeringslichamen van den staat H., van zijn rechtscolleges enz., van een afdeeling der Rijksbank (omzet in 1901: 15.71372 millioen mark).

Aan inrichtingen van onderwijs bestaan eenige gymnasia, een technicum voor machinebouw, scheepsmachinebouw, scheepsbouw en eleetrotechniek, een school voor kunstnijverheid, een conservatorium, een doofstommen- en blindeninstituut, een zeevaartkundige school enz. Te H. verschijnen o. a. zeven politieke bladen, w.o. de „Hamburger Nachrichten”, de „Hamburgischer Correspondent”, de „Hamburgische Börsen-Halle”, het „Hamburger Fremdenblatt”, en de sociaal-democratische „Hamburger Echo”.

De voornaamste verzamelingen zijn: de stadsbibliotheek (ongeveer 600.000 boekdeelen en dissertaties, en ongeveer 5000 handschriften); de handelsbibliotheek der Kamer van koophandel (11.000 banden), bijzonder rijk aan werken over economie, scheepvaartkunde, aardrijkskunde, statistiek en geschiedenis, alsmede aan kaarten; het nieuwe natuurhistorisch museum, het ethnographisch museum, het botanisch museum met laboratorium voor warenkennis, een plantentuin, het natuur- en scheikundig staatslaboratorium, het hygiënisch instituut, de verzameling van hamb. oudheden, de sterrenwacht, de Kunsthalle (ongeveer 250 oudere meesters, w.o. vele nederlandsche), het museum van kunstnijverheid (1877 geopend).

H. heeft een aanzienlijke industrie; tot de voornaamste bedrijven behooren de suikerraffinaderijen, de ijzergieterijen, de staalfabrieken, de scheepsbouw met al de beroepen, die voor de uitrusting van schepen noodig zijn, de fabrieken van machines, balein, geta-pertja, ivoor, rotting, mode-artikelen, chemicaliën, enz., de bierbrouwerijen, traankokerijen, korenmolens enz. Het aantal der groot-industrieele bedrijven bedroeg in 1900: 1037.
H. is de eerste koopstad van het Duitsche rijk en de derde handelsstad der aarde; het wordt in commercieel opzicht alleen overtroffen door Londen en New-York. Onderstaande tabel geeft een overzicht over de ontwikkeling van den handel dezer stad gedurende het laatste gedeelte der 19de eeuw:

Jaar Invoer: Uitvoer

Gewicht in tonnen Waarde in mill, mark Gewicht in tonnen Waarde in mill mark

1870 1904 643 849,107
1880 4 500 073 1687,449 2 870 714 1579,364
1890 8 239 915 2582,127 5 004 322 2305,968
1896 11 061 248 2990,208 7 053 991 2636,929
1899 13 814 304 3323,161 8 832 427 3016,279
1900 14 818 413 3804,310 9 345181 3289,434

Tot de voornaamste artikelen van uitvoer behooren: manufacturen, koffie, thee, ruwe katoen en wol, ijzer en steenkool, ruwe suiker, tabak, specerijen, huiden, slachtvee, boter, koren, meel, petroleum, wijnen, rum, verfstoffen enz.; terwijl op de lijst van uitvoer voorkomen: manufacturen, wollen en katoenen stoffen, gezouten en gerookt vleesch, suiker, koffie, tabak en sigaren, metaalwaren, rijnwijnen, ingelegde levensmiddelen en lompen. Overeenkomstig de ontzaggelijke toename van den handelsomzet is ook het scheepsverkeer gedurende het laatste gedeelte der 19de eeuw sterk toegenomen, zooals blijkt uit volgende opgave:

In 1870 werden ingeklaard: 4144 schepen met een laadruimte van 1.390.000 registertonnen, en uitgeklaard: 4101, laadruimte 1.376.000; in 1880 ingeklaard: 6024 schepen, laadruimte 2.181.000, uitgeklaard: 6058, laadruimte 2.762.000; in 1890 was het aantal ingeklaarde schepen 8176 met een laadruimte van 5.203.000, en dat der uitgeklaarde 8185, laadruimte 5.214.000, terwijl die cijfers in 1900 respectievelijk bedroegen 13.102 (met laadruimte) en 13.109 (laadruimte 8.050.000).

H. ligt aan de spoorlijnen H.—Wittenberge —Berlijn (286 km.), H.—Altona—Neumünster —Vamdrup (261 km.), H.—Altona—Blankenese —Wedel (26 km.), H.—Hannover—Cassel (346½ km.), H.—Bremen (11472 km.) der Fysische staatsspoorwegen en verder aan de lijn H.—Lübeck der Lübeck—Büchener-spoorweg.
H. zou zijn ontstaan te danken hebben aan een burcht en een kerk, die Karel de Groote in het begin der 9de eeuw aan het vereenigingspunt van Elbe en Alster bouwen liet, teneinde de naburige heidensche stammen in toom te houden en tot het christendom te brengen. Reeds in de 12de eeuw begon H. als handelsplaats belangrijk te worden en in de 13de eeuw stichtte het met Lübeck het machtige Hanzeverbond (zie Hanze). De Dertigjarige oorlog, gedurende welken H. geen enkelen vijand binnen zijn muren zag, voerde de stad een menigte nieuwe bewoners toe, meest gegoede Duitschers uit de streken waar de krijg het felst woedde. Te voren hadden zich te H. vooral vele Nederlanders neergezet. In de tweede helft der 17de eeuw heerschte in H. een gestadige onrust, die gedurig tot opstand en oproer dreigde over te slaan, tot eindelijk de aanzienlijkste burgers de bemiddeling van het rijk inriepen, waarop het reces van 1812 tot stand kwam, dat tot 1860 de grondslag van de staatinrichting van H. is gebleven. Op het einde der 18de eeuw trok H. den handel op het van Engeland afgevallen Noord-Amerika aan zich. In het begin der 19de eeuw door de Franschen ingenomen, geplunderd, geannexeerd, ontvolkt en in zijn werkzaamheid ten volle verlamd, trad H. in 1825 als vrije stad tot den Duitschen bond toe en herstelde zijn oude grondwet. Van 5 tot 8 Mei 1842 werd de stad geteisterd door een geweldigen brand, waarbij 4219 huizen (in 75 straten), w. o. drie kerken en vele andere groote gebouwen, in de asch werden gelegd en ongeveer 100 menschen omkwamen, terwijl 20.000 personen van alles werden beroofd. Een tweede groote ramp trof de stad in 1892; half Aug. van dat jaar brak hier een cholera-epidemie uit, die zich met ongehoorde snelheid over de gansche stad verspreidde, zoodat bet aantal ziektegevallen van twee op 16 Aug. opklom tot 1024 op 27 Aug.; het grootste getal der op één dag aan cholera gestorvenen was 561 (2 Sept.); dank zij ‘de krachtige maatregelen die onmiddellijk genomen werden en waarvoor 3 millioen mark werd toegestaan, was de epidemie ultimo October geëindigd; zi^ had in het geheel 16.956 personen aangetast, waarvan 8605 stierven. Handel en verkeer leden mede groote verliezen. Onmiddellijk werd overgegaan tot allerlei verbeteringen in den reinigingsdienst, de rioleering, den drinkwater-aanvoer enz. H. is een. der brandpunten der duitsche sociaal-democratie; bij de verkiezingen voor den rijksdag, die plaats hebben volgens algemeen kies- en stemrecht, kiest het sinds geruimen tijd met enorme meerderheden uitsluitend sociaal-democraten; niettegenstaande was deze partij tot 1904 niet in staat in den Bürgerschaft door te dringen, voor welk lichaam een censusrecht (zie boven) bestaat; bij de periodieke verkiezingen van Febr. 1904 klom het aantal sociaal-democr. leden echter onvoorziens van 1 tot 13. In den zomer van 1897 werd te H. een internationale tuinbouw-tentoonstelling gehouden.

Literatuur: de geschriften van Lappenberg; en die van den door hem gestichten Verein für Hamburgische Geschichte (sinds 1841), verder: Hess, Hamburg, topographisch, politisch und historisch beschrieben (2de dr., 2 dln., Hamb. 1810—11, Bärmann, Hamburger Denkwürdigkeiten (1794), dezelfde, H.s Chronik (1822), Beneke, H.s Geschichten und Sagen (1854), dezelfde, Hamburgische Geschichten und Denkwürdigkeiten (1856), Neddermeyer, Topographie der Freien und Hansestadt H. (1832), dezelfde, Zur Statistik und Topographie der Freien Stadt H. (1847), Wichmann, Heimatskunde (1863), Gallois, Geschichte der Stadt H. (1867), dezelfde, Hamburgische Chronik (1870), Gädechens, Histor„ Topographie der Freien und Hansestadt H. (1880), von Melle, Hamburgisches Staatsrecht (1890), H. und seine Bauten, uitgave van den Architekten- und Ingenieurverein te H. (1890), von Halle en Koch, Die Cholera in H. in ihren Ursachen und Wirkungen (1893), Um- und Ausbau der Hamburgischen Staats- und Selbstverwaltung (1893), Melhop, Histor. Topographie der Freien und Hansestadt H. 1880—95 (1895), Ehrenberg, H. und England im Zeitalter der Königin Elisabeth (Jena 1895), Zerniko, H. in Wort und Bild (Hamb. 1896), Richter (vroeger Seelig), Führer durch Hamburg-Altona und Umgegend (33ste dr., 1897), Griebens Reisebücher, dl. 7: H. und Umgebung, van Benrath (17de dr., Berl. 1897), Wohlwill, Aus drei Jahrhunderten der Hamburgischen Geschichte, 1648—1888 (1897), Dilling, Landeskunde der Freien und Hansestadt H. und ihres Gebietes (Bresl. 1898), Hübbe, Beiträge zur Geschichte der Stadt H. und ihrer Umgegend (Hamb. 1898), Buchheister, Die Elbe und der Hafen von H. (1899), Hamburger Wanderbuch, van Blass, Gabain, Kohfahl en Roth (1901), H.s Handel und Verkehr. Illustriertes Exporthandbuch der Börsenhalle 1901—03 (Berl. 1901), H. in naturwissenschaftlicher und mediz. Beziehung (Hamb. 1901), Die Gesundheitsverhältnisse H.s im 19. Jahrh. 1901), Seelig, Hamburgisches Staatsrecht 1902), Feldtmann. Geschichte H.s und Altonas (Leipz. 1902), de publicaties van het Statistische Bureau: Statistik des Hamburgischen Staates (sedert 1887, 21 afh), H., die Stadt, die Vororte, Gemeinden und Ortschaften des Hamburgischen Staates (1875) en Statist. Handbuch für den Hamburgischen Staat (1874, 1880, 1885, 1891), de jaarlijks door het Handelsstatistische Bureau uitgegeven tabellen: H.s Handel und Schiffahrt, Hamburgisches Staatshandbuch.

< >