sinds 1866 een pruis. provincie, waartoe sedert 1890 ook Helgoland behoort, komt overeen met het regeeringsdistrict Sleeswijk (zie ald.). S. is een laagland, bewaterd door de Eider, Lohbeck, Widau, Treene, enz., met landbouw, veeteelt, kustvaart, scheepsbouw, visscherij, industrie (ijzergieterij, machinebouw, tabaksfabrieken, lakenfabrikage) en handel.
Te Kiel is een universiteit, een marine-academie en allerlei opleidingsscholen voor de marine. Hoofdstad is Sleeswijk.
Geschiedenis
Nadat in 1386 de hertogdommen S. en Holstein onder de heerschappij van het huis Schauenburg vereenigd waren (zie Sleeswijk), bekrachtigde in 1448 de deensche koning Christiaan I uit hetzelfde huis de constitutie van Waldemar van 1326, welke o.a. bepaalde, dat Sleeswijk nimmer weer zoodanig met Denemarken zou worden vereenigd, dat beide denzelfden heer hadden. Niettemin werd na het overlijden van Adolf VIII (1459) Christiaan I van Denemarken tot hertog van S. gekozen; zijn heerschappij zou echter niet erfelijk zijn; tevens werd bepaald dat alleen inboorlingen landsambten konden bekleeden. De nakomelingen van Christaan (het oldenburgsche huis) bleven toch van 1460 tot 1863 aan de regeering. Na herhaalde verdeelingen kwam S. in 1773 weer in zijn geheel aan den deenschen koning Christiaan VIL Gedurende de napoleontische oorlogen had het land veel te lijden; bij den vrede van Kiel, 1814, moest het eiland Helgoland aan de Engelschen worden afgestaan; Holstein werd in 1815 opgenomen in den Duitschen bond. Het verzoek aan den koning om een landdag samen te roepen, werd afgewezen; eerst in 1830 werden onder den indruk der revolutie in Frankrijk provinciale stenden ingevoerd en twee afzon- * derlijke vertegenwoordigingen ingesteld (te Sleeswijk en te Itzehoe; ‘de laatste voor Holstein). Christiaan VIII (1839—48) streefde naar volkomen vereeniging der hertogdommen met Denemarken, wat sterken tegenstand verwekte. Ook de erfopvolgingskwestie bracht veel beroering; twee liniën, Sonderburg-Augustenburg en Gottorp, vertegenwoordigd door den hertog van Augustenburg en groothertog August van Oldenburg, deden hun aanspraken op S. gelden bij het uitsterven in mannelijke lijn van het huis Holstein-Glückstadt, terwijl Denemarken daarentegen volkomen inlijving in uitzicht stelde, ook onder koning Frederik VIL De stenden van S. zonden een gezantschap naar Kopenhagen om de vereeniging der beide vergaderingen van prov. stenden en de toetreding van Sleeswijk tot den Duitschen bond te vragen. Op het afwijzend antwoord werd 23 Maart 1848 te Kiel een voorloopige regeering ingesteld, die door het geheele land erkend werd. In Duitschland wekte de beweging in S. groote deelneming; de bondsdag droeg zelfs aan Pruisen op de vereeniging van Sleeswijk met den Duitschen bond gewapenderhand door te zetten. De bondstroepen onder generaal Wrangel vielen in Holstein en versloegen 23 April de Denen bij het Dannevirke, terwijl de deensche vloot de noordduitsche kusten blokkeerde. Na een wapenstilstand en vergeefsche onderhandelingen, begon in Maart 1849 de oorlog op nieuw; in de haven van Eckernförde vloog een deensch oorlogsschip in de lucht en moest een ander zich overgeven; na de nederlaag echter der sleesw.-holst, troepen bij Fridericia werd een wapenstilstand gesloten en 2 Juli 1850 te Berlijn vrede tusschen Denemarken met Pruisen en den Duitschen bond.
Nadat het sleesw.-holst. leger nogmaals geslagen was (Idstedt 24 en 25 Juli), waren de Denen meester van het land en gingen voort om de hertogdommen geheel deensch te doen worden. In 1863 nam zelfs de rijksraad van Denemarken een regeling aan, waarbij Sleeswijk bij dit land werd ingelijfd. Eer deze regeling echter koninklijk bekrachtigd was, stierf koning Frederik VII en prins Christiaan van Glücksburg besteeg den deenschen troon. Voor de hertogdommen had echter de linie S.-H.-SonderburgAugustenburg de meeste rechten op de opvolging en de erfprins Frederik van HolsteinSonderburg-Augustenburg trad als erfgerechtigd hertog van Sleeswijk-Holstein op. De sleesw.holst. ridderschap en de holst, stenden riepen den Duitschen bond te hulp tot handhaving der wettige erfopvolging; een bondsexecutie vond plaats ten gunste van Holstein; de Saksen en Hannoveranen bezetten het hertogdom en Frederik werd tot hertog uitgeroepen. Daar Denemarken hardnekkig de opheffing van de deensch-sleesw. grondwet weigerde, verbonden zich Oostenrijk en Pruisen tot bezetting van Sleeswijk; in Febr. 1864 trok een oostenr.pruis. leger de Eider over, dat na bloedige gevechten de Denen uit Sleeswijk verdreef en Jutland bezette. In April werd te Londen een conferentie gehouden; nadat deze onverrichter zake uiteen gegaan was, begonnen dë vijandelijkheden opnieuw, totdat Denemarken na zware verliezen genoodzaakt was den vrede te vragen. Bij de voorloopige vredesbepalingen stond de deensche koning zijn rechten op S. en Lauenburg aan Pruisen en Oostenrijk af, waarna 30 Oct. 1864 de vrede te Weenen tot stand kwam. Den lsten Febr. 1865 werd door Oostenrijk en Pruisen gemeenschappelijk een regeering voor S. ingesteld, en bij de conventie van Gastein 14 Aug. 1865 werd bepaald dat Oostenrijk in Holstein, Pruisen in Sleeswijk voorloopig de regeering zou waarnemen. Op de aanspraken van het oldenburgsche huis en van den prins van Augustenburg werd geen acht geslagen. De erfprins Frederik kwam in Oct. 1865 in S. en liet zich te Eckernförde als heer des lands ontvangen. Pruisen, dat te vergeefs getracht had militaire concessien van hem te verkrijgen en van toen af zelf naar het bezit des lands streefde, kwam hiertegen op en bedreigde hem met gevangenis. Sedert 1866 openbaarde zich intusschen meer en meer spanning tusschen Oostenrijk en Pruisen. Door sommigen in de hertogdommen werd op eene vereeniging met Pruisen aangedrongen; daarentegen werd deze door anderen en door de Augustenburgsche partij hevig bestreden. Een proclamatie van den gouverneur-generaal von Manteuffel verklaarde de hertogelijke Holst, landregeering ontbonden en benoemde een koninklijk pruis. opperpresident van S.; 11 en 12 Juni trokken de oostenr. troepen over de Elbe; de Pruisen rukten Altona binnen en hiermede was de bezetting van Holstein voltooid. De pruis.-duitsche oorlog besliste eindelijk over het lot van S., daar Oostenrijk bij de preliminairen van Nikolsburg, 26 Juni, en vervolgens bij den vrede van Praag, 23 Aug. 1866, zijn bij den vrede van Weenen verworven rechten aan Pruisen afstond, met de bepaling dat de n. districten van Sleeswijk, wanneer de bevolking bij vrije stemming den wensch te kennen gaf om met Denemarken vereenigd te blijven, aan Denemarken zonden worden afgestaan. 17 Sept. 1866 kwam een verdrag tusschen Pruisen en Oldenburg tot stand, waarbij de groothertog Peter de rechten der linie Holstein-Gottorp op S. aan het pruis. koninklijke huis afstond. In Jan. 1867 vond de inlijving der hertogdommen S. bij de pruis. monarchie plaats. Het voorbehoud inzake het volksreferendum omtrent Noord-Sleeswijk werd in 1878 ingetrokken.