Pruisisch infanterie-generaal, geb. te Berlijn, 26 Febr. 1812, overl. te Leipzig, 7 Dec. 1889. In 1829 trad hij in Pruisen in dienst bij het 19e reg. infanterie, bezocht de algemeene krijgsschool, was van 1841-44 verbonden aan het topographisch bureau, nam in 1849 aan den veldtocht in Baden deel, was van 1850 tot 1860 werkzaam aan het ministerie van oorlog, en werd in 1864 tot kommandant der 32ste brigade infanterie en der pruisische bezettingstroepen te Frankfurt a/M. aangesteld.
Na het weigerend antwoord van Keurhessen op de vordering van Pruisen zich tot onzijdigheid te verbinden, in 1866, kreeg B. bevel Cassel binnen te rukken, bij welke gelegenheid hij zich door zijn streng toezicht op plundering en andere militaire wandaden onderscheidde. Na genoemde stad te hebben genomen, wierp hij zich óp den weg der Hannoversche troepen, die zich met de Beieren zochten te vereenigen, bij Eisenach, en sloot zich voorts bij de Mainarmee aan, behaalde bij Hammelburg, 10 Juli, een overwinning op een afdeeling Oostenrijkers, bezette Fulda en Hanau, streed met succes aan de Tauber (24 Juli) en bij Helmstadt (25 Juli) en dwong den vijand bij Rossbrunn (26 Juli) door een welberekenden fiankaanval tot den terugtocht. Na den vrede werd hij kommandant van Frankfurt a/M In Dec. 1866 tot luitenant-generaal bevorderd, werd hij in Mei 1867 als militair gevolmachtigde naar Karlsruhe gezonden en trad in Febr. 1868 als minister van oorlog in dienst van het groothertogdom Baden, waar hij de reorganisatie van het leger naar pruisischen grondslag tot stand bracht. Bij het uitbreken van den oorlog van 1870 kreeg hij het bevel over de Badensche veld-divisie, die met de Württembergsche divisie tot een. legerkorps onder bevel van generaal Werder werd vereenigd. Na den slag bij Wörth kreeg hij order tegen Straatsburg op te rukken, dat hij daarop insloot; na de bezetting dezer stad nam hij met de Badensche divisie deel aan den slag aan de Ognon, bezette Dijon, en keerde daarop naar Karlsruhe en tot zijn post van minister van oorlog terug. Na den vrede bood hij Pruisen zijn diensten weer aan, werd tot gouverneur van Coblenz en Ehrenbreitstein benoemd en 22 Maart 1873 tot generaal der infanterie bevorderd; einde 1880 nam hij ontslag.