kustland in West-Afrika. Vroeger heette zoo de geheele kuststreek van de Senegal tot aan de Oranjerivier, thans duidt men in den regel de portugeesche bezittingen aan de Casamance en die tusschen de Kongo en de Kunene ermee aan; het spraakgebruik noemt de landen aan de golf van G. van Liberia tot Gaboen Noord- of Opper-G. en de zuidelijk daarvan gelegen streken tot aan de Kunene Zuid- of Neder-G.
De naam G. (Ginya) komt voor het eerst voor op een kaart geteekend in 1351. Vermoedelijk heette zoo een der Negerrijken in deze streken, door de naar goud zoekende Portugeezen veroverd. Volgens Barbot heette een landstreek aan de Senegal Genahou, een naam die door de Portugeezen op het geheele bovengenoemde gedeelte van Afrika’s westkust overgebracht en allengs tot G. verbasterd zou zijn.Opper-G., dat veelal eenvoudig G. wordt gehëeten en dus als eigenlijk G. kan worden beschouwd, begrenst in het noorden over een lengte van ruim 3300 km. de golf van G., die in zijn n.o. gedeelte de baaien van Benin en Biafra vormt; vóór laatstgenoemde baai liggen de vier G.-eilanden, van welke Fernando Po en Annabon den Spanjaarden en Sao Thomé en Principe den Portugeezen toebehooren. De kustzoom zelf is, uitgenomen in het o., waar het deltaland van de Niger zich uitbreidt, smal; hij is deels wegens gebrek aan goede havens, deels wegens zware brandingen, moeilijk te genaken, op sommige punten zandig en moerassig, hier en daar waterrijk. De weelderige rijkdom der tropische plantenwereld bereikt hier, wat westelijk Afrika betreft, zijn toppunt, inzonderheid rondom de baai van Biafra en in het algemeen tusschen Niger en Gaboen; hier vindt men ontzaglijke wouden en tot heuvelen opgehoopte ondoordringbare massa’s van op elkander vege teer ende planten, berghellingen bedekt met machtige palmen (Raphia-soorten met bladeren van ongehoorde lengte, oliepalmen enz.); hier ook zijn tropische cultures van indisch-maleische en zuid-amerikaansch-equatoriale herkomst mogelijk. Het klimaat is overeenkomstig de ligging van het land onder en nabij den equator zeer warm, bovendien zeer ongezond, den vreemden veelal doodelijk; de warmte is iets minder gedurende den regentijd, die in het algemeen tusschen Juni en Oct. heerseht, in sommige streken evenwel tweemaal ?s jaars intreedt, gewoonlijk vergezeld van hevige onweders en zware stormen. De harmattan, een wind die gedurende eenige maanden uit het n.o. waait, droogt alles uit. De achter het kustland oprijzende berglandschappen hebben daarentegen een milder en veel gezander klimaat. Bedoelde landschappen, bedekt met uitgestrekte wouden en van een weelderige vruchtbaarheid, herbergen een talrijke heidensche negerbevolking, die zich lichamelijk en geestelijk gunstig onderscheidt van de door omgang met slavenhalers en Europeanen verdorven en verzwakte strandnegers, die daarentegen minder oorlogszuchtig, vredelievender zijn.
De afzonderlijke bestanddeelen van G. zijn, wanneer men het op portugeesche wijze uitbreidt tot aan de n.w.-kust: Poriugeesch Guinea met de Bissagoïs-eilanden, tusschen Casamance en Compony; Fransch-Guinea (Guinée française), sinds 1893 officieele naam voor Rivières du Sud (zie Senegambië en Soedan) ; Sierra Leone, een engelsche kolonie, reikend tot aan de rivier Manoh; de Peperkust, tot kaap Palmas, benoemd naar de hier groeiende Malaguettapeper, met de negerrepubliek Liberia ; de Ivoorkust, bijna geheel fransch; de Goudkust tot aan de Rio Volta, engelsch; de Slavenkust; Duitsch-Togoland, de fransche kolonie Dahomey en het engelsche Lagos; het gebied van de Olierivier, omvattend het engelsche Nigeria en de duitsche kolonie Kamerun. Tot aan kaap Lopez volgen dan nog de spaansche kolonie Rio-Muni. en een deel van Eransch-Kongo. Tot Neder-G. behooren de rest van Fransch-Kongo, de kleine kuststreek van den Kongostaat, alsmede de kusten van Loanda, Benguella en Mossamedes, onderdeelen van de portugeesche kolonie Angola.