Synoniemen zoeken
Synoniem van graad
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
graad
graad - hoedanigheid die een persoon heeft verworven door opleiding of ervaring. Niet-gevorderden hebben een leerlinggraad of, in de judosport, kioe. Iemand mag zich meester noemen als hij de meestergraad heeft behaald (bijvoorbeeld in vrijmetselarij), in de judosport heet deze graad dan. Door studie aan een instelling voor wetenschappelijk onderwijs behaalt men een academische graad; doctoraat is de graad van iemand die tot doctor is gepromoveerd. De graad van een licentiaat heet eveneens licentiaat, die van baccalaureus baccalaureaat of baccalaureaatsgraad.
Zie: hoedanigheid.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
graad
graad - zelfstandig naamwoord
1. kleinste afstand op een thermometer
♢ hij heeft 40 graden koorts
2. negentigste deel van een rechte hoek
♢ je tekent een hoek van 45 graden
3. bepaalde titel
♢ ze heeft een graad gehaald aan de universiteit
4. trap van bloedverwantschap
♢ twee broers zijn in de tweede graad aan elkaar verwant
5. trap in een reeks van dingen
♢ zijn vader heeft kapsones, maar Rik is nog een graadje erger
6. de mate van iets
♢ hij heeft die infectie in een lichte graad
1. bijwoordelijke bepaling van graad
[geeft aan in welke mate iets voorkomt, bijv.: de temperatuur is 'enigszins' gedaald]
Zelfstandig naamwoord: graad
de graad
de graden
het graadje