Regeerde over het romeinsche rijk van 284—305. Naar zijne geboortestad Dioclea in Dalmatië, heette hij eigenlijk Diodes, was van lage afkomst en klom van gewoon soldaat onder Probus op tot stadhouder van Mysië, totdat hij 17 Sept. 284 door het leger tot keizer uitgeroepen werd. Na zijne mededingers en tegenstanders overwonnen te hebben en na het bedwingen der Bogouden in Gallië, nam hij Maximianus als medehelper in de regeering aan en benoemde hem in 286 tot augustus. Zoo gelukte het hem, door diens medewerking, de vijanden op de w. grenzen van het rijk te overwinnen, terwijl hij zelf in het o. de Perzen tot den vrede noodzaakte. Ook vereenigde hij Dacië weder met het rijk. Beide vorsten namen in 291 nog 2 mederegenten aan, Constantius en Galerius, en verdeelden het rijk onder elkander, ofschoon Diocletianus de opperheerschappij aan zich hield. In 297 bedwong hij een opstand in Egypte en strafte de Egyptenaren streng, terwijl Galerius na een eerst ongelukkigen veldtocht, in een tweeden de Perzen versloeg en hen tot een voor de Romeinen voordeeligen vrede noodzaakte. Tegelijker tijd legde Diocletianus ter beveiliging der oostelijke provinciën vestigen aan. Om het feest zijner 20jarige regeering te vieren, begaf hij zich naar Rome, doch maakte zich door zijne gierigheid bij het volk gehaat, weshalve hij de stad, welke hij nimmer bijzonder goedgezind was geweest, weder verliet, om naar zijne gewone residentie Nicomedië te gaan (304) Eene zware ziekte die hem op reis overviel, lichamelijke (volgens Christen-schrijvers ook geestelijke) zwakheid brachten zijn reeds lang gekoesterd plan, om afstand te doen, tot rijpheid. Hij deed dit 1 Mei 305 te Nicomedië, liet de regeering aan zijne oude en twee nieuw benoemde mederegenten over, en trok zich terug op zijn landgoed bij Salonae in Dalmatië, waar hij zich vooral met tuinbouw bezig hield; hij stierf in 313. Zoo zeer als zijne mederegenten hem, ook nog na zijn afstand van den troon, eerden, zoo weinig achtten hem de Christen-schrijvers, vooral ter oorzake der vervolgingen der Christenen, welke op aansporing van Galerius op zijn last hadden plaats gehad; ook de heidensche schrijvers berispten zijn oostersche trots en pracht bij plechtige gelegenheden, en het volk beklaagde zich over den druk der belastingen die onder zijn bestuur aanzienlijk werden opgevoerd.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk