Gepubliceerd op 20-01-2021

Ferdinand jacob domela nieuwenhuis

betekenis & definitie

Nederl. godgeleerde, zoon van Jacobus Nieuwenhuis (1777—1857), geb. 3 Mei 1808 te Utrecht, was predikant bij Monnikendam en te Utrecht, daarna hoogleeraar aan het luthersch seminarie te Amsterdam, en overl. 28 April 1869 bij Deventer, ten huize van den oud-gouverneur van Nederl-Indie, Duymaer van Twist; hij schreef: De feesten der Christelijke kerk en derzelver oorsprong en bestemming (1834), Geschiedkundig overzicht der vroegere zorg van de nederl. luthersche kerk voor de opleiding tot het herders- en leeraarsambt (1852), Abraham des Amorie van der Hoeven, een voorbeeld van kansel-welsprekendheid (1856), enz.

< >