Erlau

betekenis & definitie

hongaarsch Eger, lat. Agria. Stad in het hongaarsche komitaat Heves, was vroeger een vestingplaats, ligt aan de rivier Erlau, en aan de spoorlijn Füzes-Abony—E. (17 km ) der hongaarsche staatsspoorwegen, in een diep, door wijnbergen omgeven dal, is zetel van het komitaatsbestuur, en van een r.-kath. aartsbisschop, heeft een ouderwetsch en vervallen aanzien, en telde in 1900: 24 605 inw , meest r.-kath. magyaren : vele kerken, groote domkerk in ital. stijl, 1831—37 gebouwd, naar ontwerpen van den hongaarschen architect Hild, verder overblijfselen eener moskee, een aartsbisschoppelijk paleis met uitgebreide bibliotheek (45,000 banden), een onder aartsbisschop graaf Esterhazy in 1765—85 gesticht aartsbisschoppelijk seminarie; twee badinrichtingen met tegen maagen huidziekten aanbevolen minerale bronnen van 31° C.; hoofdmiddelen v. bestaan: industrie, handel en wijnbouw; de Erlauer wijn is de beste der hongaarsche roode wijnen. Het bisdom E , als welks stichter St. Stephan I (1009) geldt, en vroeger wegens zijn rijkdom de opvoeding van den vierde der zonen van den regeerenden koning moest bekostigen, werd in 1804 tot aartsbisdom verheven. In 1241 door de Mongolen verwoest, werd de stad in 1261 weer herbouwd en met ringmuren bevestigd: in 1448 en 1460 werden hier landdagen gehouden; in 1552 verdedigde Stephan Dobó haar aan het hoofd van een klein aantal strijders tegen een turksche macht van 150.000 man, en sloeg, met de krachtige hulp der heldhaftige vrouwen, van 10 Sept. tot 12 Oct. een 13-tal bloedige bestormingen af; in 1563 kwam E. aan Ferdinand I, die het in 1596 aan sultan Mohamed III verloor; eerst bijna een eeuw later (17 Dec. 1687) werd de stad weer aan de Turken ontrukt.