Gepubliceerd op 29-01-2021

Elliot

betekenis & definitie

Schotsche familie, van wier leden Gilbert Elliot van Stobs in 1666 tot baronet verheven werd ; zijn kleinzoon, zoon van den jongsten zoon des vorigen, Gilbert (1651—1718), werd in den opstand van Argyll tegen Jacobus II gewikkeld en ter dood veroordeeld, doch begenadigd, was later een aanhanger van Willem III, en werd in 1700 tot baronet, in 1705 tot lord van Minto verheven, een titel dien ook zijn eenige zoon, Gilbert (1693—1766) voerde; laatstgenoemde was een vermaard jurist, en had ook als letterkundige en muzikus een goeden naam ; zijn dochter June E. (1727—1805), schrijfster van de ballade The flowers of the forest, was dichterlijk aangelegd, evenals zijn zoon, Gilbert E., geb. Sept. 1722, die in 1754 zitting kreeg in het Lagerhuis en hier tot de beste redenaars behoorde ; aanvankelijk aanhanger van Pitt, ging hij later tot de partij van Bute over en werd raadsman van George III; hij overl. 11 Jan. 1777. Zijn zoon Gilbert E. werd in 1813 tot eerste graaf van Minto (zie ald.) verheven. Van de andere zoons van bovengenoemden Gilbert E van Stobs stamde George Augustus E. af, de bekende verdediger van Gibraltar, geb. 25 Dec. 1717, studeerde in Nederland (te Leiden), bezocht de Fransche genie-school te La Fére, trad in 1735 in Engelschen dienst, en nam als adjudant deel aan de veldtochten in Duitschland van 1740 tot 1748; als adjudant van koning George II organiseerde hij in 1759 het eerste regiment chevaux-légers, nam deel aan een expeditie naar de Fransche kust, vocht nogmaals in Duitschland, veroverde Havana, en zag zich in 1775 tot gouverneur van Gibraltar benoemd, als hoedanig hij in 1782 stand hield tegen een 30.000 man sterk fransch-spaanseh leger onder Crillon; hij werd tot belooning na den vrede van Versailles (1783) tot lord Heathfield verheven. Hij overleed 6 Juli 1790 te Aken. Sir George Elliot, tweede zoon van den eersten graaf van Minto, geb. 1 Aug. 1784, trad reeds vroeg in de Britsche marine, was weldra kapitein, werd in 1830 secretaris der admiraliteit, vervolgens schout-bij-nacht en commandant der vloot bij de Kaap de Goede Hoop, en voerde in 1840 bevel over het eskader in de Ghineescho w'ateren, veroverde het eiland Tsjou-sjan en bereikte den mond der rivier van Peking; zich echter door Chineesche onderhandelaars hebbende laten bewegen den tocht te staken, werd hij in 1841 teruggeroepen; in 1847 werd hij benoemd toi vice-admiraal, in 1855 tot admiraal: hij overleed 24 Juli 1863. Zijn neef, Charles E, geb. 1801, trad in de marine, nam in 1828 als kapitein ontslag, bekleedde allerlei betrekkingen bij de ministeries van buitenland en koloniën, en werd m 1837 tot handels-gevolmachtigde in China benoemd, teneinde de geschillen inzake den opiumhandel tot een oplossing te brengen; in Maart 1839 noodigde hij de engelsche kooplieden uit aan den eisch van den chineeschen gouverneur te voldoen en hunne opiumvoorraden ter vernietiging uit te leveren; zijn optreden vond echter geen goedkeuring bij de engelsche regeering en na het uitbreken van den zg. opiumoorlog (zie China-Geschiedenis) word hij teruggeroepen : van 1842—46 was hij consul in Texas, daarop achtereenvolgens gouverneur der Bermudas-eilanden (1846—54), van Trinidad )1854—56) en St.Helena (1863—69); hij overl. 9 Sept. 1875.

Henry E., tweede zoon van den eersten graaf van Minto, geb. 30 Juni 1817, trad in de diplomatie ; sinds 1867 gezant te Konstantinopel, nam hij in 1876/77 als tweede gevolmachtigde met Salisbury deel aan de conferentie aldaar, werd echter wegens zijn proturksche houding teruggeroepen; van 1877— 83 was hij gezant te Weenen en trok zich daarop uit het openbare leven terug.

< >