Gepubliceerd op 20-01-2021

Discipline

betekenis & definitie

lat., in het algemeen een stelsel van maatregelen en voorschriften, waardoor de onderlinge verhouding van een tot een geheel vereenigd aantal individuen geregeld wordt, tucht, schooltucht, krijgstucht, kerkelijke tucht; D. beteekende bij de ouden reeds wijze van onderricht, leermethode, in welken zin het woord ook thans nog wel wordt gebezigd; ook: opvoeding, wetenschap, tak van wetenschap. Disciplinair: betrekking hebbende op, gevolg van, overeenkomende met de discipline; disciplinaire straffen: zulke die in den krijgsdienst door meerderen kunnen worden opgelegd buiten een vonnis van den krijgsraad, straffen voor geringe vergrijpen tegen de D ; disciplineeren: oefenen, aan D. gewennen.

De militaire D., disciplina militaris, de krijgstucht, hield bij de Grieken gelijken tred met de ontwikkeling van hun staatsleven en het karakter der verschillende stammen. De Spartaan was thuis een voorbeeld van orde en wet, hij had daarom geen bijzondere krijgstucht in den oorlog noodig. Geboren opperbevelhebbers met opbeperkte macht, slechts in de uitoefening daarvan door de hen vergezellende ephoren bewaakt, waren de beide koningen of bij minderjarigheid hun voogd; later was het maar de een. De oorlog was voor de Spartanen de proef hunner opvoeding en slechts eene voortzetting van het overige openbare leven, het gevecht en de dood in den slag een eer en eene. vreugde, daarom tooiden zij zich bij den aan vang van den strijd als tot een feest en beschouwden de overwinning niet anders dan als een zeer natuurlijk verschijnsel.

Hiermede stond in het grootste contrast de beweeglijkheid van het ionische karakter der Atheners. Terwijl deze in hunne veranderlijke gezindheid in staat waren om van toestanden van het oogenblik en van de wisselende kansen van den slag gebruik te maken en door stoute wendingen de overwinningen te ontwringen, kon het spartaansche karakter aan de strenge regelen eener voorschreven orde gebonden, geene afwijking hiervan dulden, en zoo werd de veldheer Isadas door de ephoren met een boete van 1000 drachmen gestraft, omdat hij, hoewel met een gunstig gevolg, den aanval ondernomen had, zonder de volle wapenrusting volgens de strenge regelen der krijgstucht. Ook bij de Atheners was de dood voor het vaderland iets roemvols, maar zij maakten hiervan veel ophef in de redevoeringen, terwijl de Spartanen hierin slechts een gewone plichtsvervulling zagen. Strenge subordinatie kon van het vrijheidsgevoel der op hunne persoonlijke waarde en politieke rechten zoo nauwgezette atheensche burgers in ’t geheel niet gevorderd worden, ’t geen zich na een verloren veldslag dikwijls openbaarde in een volkomen oplossing van alle gehoorzaamheid en tucht. Tegen deze ontaarding der krijgstucht vond men evenwel een behoedmiddel in het heerschende plichtsgevoel, de vaderlandsliefde en het uitzicht op buit, roem en eer, standbeelden en uitdeeling van landerijen; alsmede in verscheiden straf bepalingen wegens onteerende handelingen gedurende den oorlog, die toegepast werden door een rechtbank, waarvan de strategen voorzitters waren, of ook alleen door den opperbevelhebber, die na het eindigen van zijn ambt voor het volk tot verantwoording kon geroepen worden.

Bij de Macedoniërs ontwikkelde zich het krijgswezen van huurtroepen met zijne deels strenge, deels ook weder toegevende krijgstucht. De echt macedonische soldaten bezaten bij eene niet twijfelachtige subordinatie vele vrijheden en rechten, die zelfs Alexander altijd niet kon fnuiken.

Bij de Romeinen is de krijgstucht de grond van hunne staatkundige grootheid. Wat Rome gedurende een tijdvak van duizend jaren is geweest, was het door de onbepaalde gehoorzaamheid der ondergeschikten aan hunne bevelhebbers. Deze gezindheid (in den monarchalen tijd met den algemeenen naam modestia bestempeld) steunde over ’t algemeen op geen zedelijk beginsel, slechts op het belang van het vaderland en legde den grond voor de zedelijke verwildering des volks, zoodat zij zoowel de grootheid als het verval v/h rom. rijk tengevolge had. Ook bij den romeinschen soldaat was, evenals bij den Spartaan, het krijgsmansleven oorspronkelijk eene voortzetting van het burgerlijke staatsleven, zoodat hem in het veld niets geoorloofd was van hetgeen in de stad door den censor kon gestraft worden. In den dienst waren zelfs de straffen strenger, daar de veldheer onbepaalde macht over leven en dood had, zooals reeds in de wet der XII tafelen stond uitgedrukt. En hoewel in de laatste tijden der republiek de geheele krijgstucht door het voorbeeld der veldheeren en aanvoerders schade leed, zoo werd daarmede de bewustheid toch niet uitgedoofd van dit strenge en harde recht, hetwelk den vader dikwijls als veldheer den dood over zijn eigen zoon had doen uitspreken. Des te gewilliger onderwierp zich de romeinsche soldaat, hoewel vrij burger, aan al de gestrengheid, welke de krijgsdienst ter vergrooting van zijn gebied van hem vorderde. Toen onder de heerschappij der keizers een staand leger uit andere bestanddeelen dan onder de republiek zich vormde, zocht Augustus na de onlusten der burgeroorlogen, die een nadeeligen invloed op de tucht hadden uitgeoefend, den ouden geest in het krijgsmansleven weer op te wekken. Daarom werd den soldaten tijd noch gelegenheid gelaten om hun bestemming, strijd en verovering, tevergeten. De oorlog was steeds de beste school der krijgstucht Legers echter, die met geen vijand te doen hadden, werden door bijzondere, voorgeschreven krijgsoefeningen, ambulatio, Jecursio, bezig gehouden, en voor zoover deze niet toereikende waren, besteedde men hunne krachten en handen tot het aanleggen van openbare kunstwegen en het bouwen van amphitheaters enz. Het was regel om alles, wat men voor den oorlog noodig had, in het leger zelf te doen vervaardigen. Oefeningen in het springen en zwemmen moest zelfs de legertros (Uxae en agasones) mede maken. Over ’t algemeen werden, behalve de bijzondere werkzaamheden in het leger te velde dezelfde oefeningen herhaald, welke de gymnastiek te huis reeds had gevorderd. Inzonderheid werd de kracht, vlugheid en behendigheid van den soldaat door de zoogenaamdepalaria geoefend, eene exercitie, die daarin bestond dat men met een wapen van dubbele zwaarte op den vijand, die een paal {palus, stipus) van 6 voet hoogte voorstelde, indrong. De leiding dezer oefeningen was opgedragen aan de veteranen, tegen belooning van dubbele rantsoen. Het doel van al deze oefeningen bestond hierin, dat de soldaten hunne wapens als leden van hun lichaam leerden gebruiken, ze goed meester waren en daardoor een zelfvertrouwen verkregen, dat geene wonden en zelfs geen dood op het slagveld vreesde. Even als hun huis en woning bevatte het legerkamp op het principium hunne altaren en vaandels en in den tijd der keizers de beeltenissen van hun imperator, weshalve deze plaats heilig was. Nadat (ten tijde van Polybius) de krijgseed „niet te stelen en het gevondene aan den eigenaar terug te geven of aan de tribunen te brengen” door de tribunen afgenomen was, bestond de bepaalde krijgsorder in het kamp in het geregeld en streng waarnemen der wachten in het binnenste der legerplaats, (exubbiae bij dag, vigiliae bij nacht), en van buiten tegenover den vijand, stationes. Deze laatste werden bij afwisseling telkens betrokken door 1 cohorte voetvolk en 1 turma ruiterij aan elke poort, benevens een aantal lichtgewapenden (aan iedere poort 10 velites) en van de lichte troepen der bondgenooten. De geheele lengte der wallen was aan de bewaking der velites opgedragen. Sedert Aemilius Paulus werden de wachten bij de poort op den middag afgelost, ’s Nachts lagen de lichtgewapenden voor het legerkamp onder den blooten hemel, en stonden ruiterafdeelingen op de wacht buiten de poort. De dienst der wacht binnen in de legerplaats als ook het schoonhouden daarvan en het toezicht over de orde op de openbare plaatsen was volgens de beschrijving van Polybius opgedragen aan de hastati en principes, de triarii hielden het oog op de paarden der ruiterij, dat door hen geen wanorde of schade werd aangericht; ook hadden zij de eerewacht bij den opperbevelhebber yoor het praetorium. De wachten bij nacht {vigiliae) waren verdeeld in 4 deelen van ’s avonds 6 tot ’s morgens 6 ure, elk van 3 uren, die men berekende naar de clepsydra, het wateruurwerk. Het teeken van de aflossing en het betrekken der wachtposten werd gegeven door de buccina. Het nachtparool (tessera) dat uit een of ander met opzet of willekeurig gekozen woord bestond, werd door den opperbevelhebber aan de tribunen en raefecten en aanvoerders der ruiterij (decurio ingegeven, deze schreven het op kleine tafeltjes. De soldaten, die de nachtwacht betrokken, ontvingen elk een klein tafeltje (tesaella), waarop de naam zijner afdeeling en de tijd van de wacht geschreven stonden. Bij de visitatie der wachtposten werd hem dit afgenomen; was hij op zijn post ingeslapen of er van afgeloopen, dan werd dit plichtverzuim door getuigen opgenomen. Het doen van visitatie of van de ronde (circuitio, circuitores) was ten tijde van Polybius dagelijks opgedragen aan vier ruiters van het legioen, ten tijde der keizers aan de centurio’s, doch dikwijls gingen ook de tribunen, zelfs de opperbevelhebbers en de legaten rond. Van de soldaten, die geen wachtdienst hadden, mocht niemand zich verder van het legerkamp verwijderen dan het signaal der trompet reikte. — Indien iemand de vastgestelde dienstorde overtrad, dan werd hij streng gestraft. De opperbevelhebbers hadden, zelfs onder de keizers, onbeperkte macht om te straffen; slechts over de officieren van hoogeren rang, die vroeger insgelijks met den dood konden gestraft worden, mochten zij, volgens eene bepaling van Augustus, geen doodvonnis vellen. Tevens was onder de keizers de zorg voor de tucht in de legerplaats bepaaldelijk aan den praefectus castrorum opgedragen, waarvan er bij ieder legioen een zijn moest, dewijl ieder zijn bijzonder winterkwartier had. Zij waren in rang boven de tribunen. Onder Constantijn werd de militaire rechtspleging aan twee krijgsraden (auditoriën) opgedragen, de een voor het voetvolk, de andere voor de ruiterij.

Op elk vergrijp tegen de subordinatie stond de doodstraf, en zij werd . voltrokken voor de decumaansche poort door daarvoor bestemde slaven of gladiatoren, of door de speculatores. De naastvolgende straf was het fustuarium, namelijk onder de keizers, doch ook reeds ten tijde der republiek in gebruik, waarbij de tribuun den veroordeelde met een stok aanraakte, waarop de legioensoldaten hem met stokken en steenen zoo toetakelden, dat hij er gewoonlijk onder bezweek. Deze straf werd voltrokken in het principium der legerplaats en trof hem, die zich in den dienst van de wacht aan groot verzuim of nalatigheid had schuldig gemaaki, den dief in de. legerplaats, valsche getuigen, den deserteur desertor: zoo heette hij, die zijn verloftijd (commeatus) overschreed of zich verder van het leger verwijderde, dan de trompet kon gehoord worden; bij de Grieken moest hij tot spot drie dagen lang in vrouwenkleederen op de markt zitten, enz. Had eene geheele afdeeling, uit lafheid of muiterij, die straf verdiend, dan werd zij zelden aan allen voltrokken, zooals aan het legioen in Rhegium tegen Pyrrhus, 271 v. C.. maar men wees door het lot van elke tien man één aan (decimare), en in den tijd der keizers met verzachting één van elke 20 of 100 (decimatio, mcesimatio, centesimatio), daarentegen werden de centurio’s gegeeseld of onthoofd. Lichtere straffen voor geringere overtredingen waren vooreerst lichaamlijke met den stok (vitte), den commandostaf der centurio’s, en door dezen opgelegd, wel niet onteerend, maar toch somtijds aanleiding tot muiterij; harder en schandelijker was de tuchtiging met roeden (virgis); verder korting van soldij (aere dirutus) en van den buit (pecuniaria muleta), ontneming van de wapens voor een bepaalden tijd, degradatie, waardoor een ruiter onder het voetvolk en een voetknecht onder de lichtgewapenden geplaatst werd, tijdelijke verwijdering uit het contubernium, ook wel het kampeeren buiten de legerplaats, dienst op de wacht zonder uniform, soms zelfs blootsvoets (munerum indictio), ook exerceeren met pak en zak en eindelijk uitdeeling van slechter brood van garst, in plaats van tarwe Behalve de straf voor de overtreding bepaald, werd dikwijls nog de ignominiosa missio, de onteerende verwijdering uit het leger, toegepast. .

< >