Dipsaceae, Kaardeachtige gewassen. Plantenfamilie van de orde der Aggregaten, en van de onderklasse der Sympetalen, met 120, meest in de landen der Middell. zee inheemsche, soms over geheel Europa, Azië en Afrika verstrooide soorten, een- tweejarige of overblijvende kruidachtige planten, zelden struiken of halve heesters, met tegenovergestelde, aan hun voet dikwijls vergroeide, oningesnedene of vindeelige bladen. Bloemen tot dichte, door een omwindsel omgeven hoofdjes vereenigd, wier vruchtbodem naakt of met stoppeltjes bezet is. Deze bloeiwijze, welke zeer veel overeenkomst aanbiedt met die der Compositen toont aan, dat er tusschen die familie en de Dipsaceeën eene nauwe verwantschap bestaat. Bloemen meest onregelmatig; bloemkroon aan den omtrek van het hoofdje meest sterker ontwikkeld, waardoor eene soort straal ontstaat. Ieder bloempje door een bijzonder kelkachtig hulsel omgeven, welks zoom droog en vliezig is. Kelkbuis met het vruchtbeginsel vergroeid ; kelkzoom gaaf of in 5, meest borstelvormige slippen verdeeld. Bloemkroon op den kelkrand gezeten, buisvormig, met een 4—5-spletigen zoom, welks slippen ongelijkvormig en dikwerf 2-lippig zijn. Meeldraden 4 in aantal, allen niet even lang. Vruchtbeginsel onderstandig, éónhokkig, met één eitje ; stijl en stempel enkelvoudig. Vrucht: een óónzadige, door den bijzonderen kelk omgeven, en door den zaadpluisvormigen kalkrand gekroonde dopvrucht. Kiemwit gering. Kiem recht. .
In Nederland is deze familie vertegenwoordigd door een 7-tal soorten, behoorende tot de geslachten Dipsacus, Knautia, Succisa en Seabiosa.