1) met den bijnaam Cronus, uit Iasus in Carië, een volgeling der megarische wijsgeerige school, leefde aan het hof van Ptolemaeus Soter en was beroemd als dialecticus.
2) D. uit Tyrus, een peripatetisch wijsgeer, leerling en opvolger van Critolaus en het zesde hoofd van de school van Aristoteles.
3) D., met den bijnaam Siculus, uit Agyrium op Sicilië, leefde onder Julius Caesar en Augustus. Van zijn levensloop weet men alleen dat hij, om het tooneel der geschiedkundige gebeurtenissen te leeren kennen, verre reizen ondernam, en dat hij zich meermalen te Rome ophield. In een wel geordend overzicht wilde hij de reeds verkregen historische kennis in een algemeene geschiedenis bijeenvoegen. Gebruik makende van de hulpmiddelen die Rome hem bood, schreef hij in 30 jaren 40 boeken, die de geschiedenis van den mythischen tijd af tot aan het jaar 60 v.C. omvatte. Daarvan zijn bewaard gebleven, boek 1—5, mythologie en oudste geschiedenis der oostersche volken en Grieken, en boek 11—20, van de perzische oorlogen (480) tot aan de oorlogen der opvolgers van Alexander den G. even voor den slag bij Ipsus (302), en buitendien aanzienlijke brokstukken.
De behandeling is in het mythische deel ethnographisch, later annniistisch, van daar is de samenhang slechts uiterlijk, zonder een diep inzicht in de oorzaken en gevolgen der gebeurtenissen. In plaats van een scherpe karakterschildering van volken en personen, geeft hij meestal slechts enkele trekken en zekere eigenaardigheden. Zonder poëtischen zin huldigt hij in de mythologie het euhemerisme (z. Euhemerus). Zijne geloofwaardigheid is afhankelijk van de gebruikte bronnen, wier verscheidenheid zelfs niet zelden in taal en stijl doorstraalt, doch die men met geene zekerheid kan opgeven. Ondanks al deze gebreken blijft zijn werk voor vele afdeelingen der oude geschiedenis hoofdbron en vooral in chronologisch opzicht belangrijk.