gemeenschappelijke naam der macedonisch-grieksehe beheerschers van Egypte (Ptolemeën of Lagiden) sedert den dood van Alexander den Grooten; zij regeerden van 323—30 v. Chr. en zijn 13 in getal.
De eerste is P. I, de zoon van Lagus (P. Lagi), ook Soter (redder) genoemd, welken bijnaam de Rhodiërs hem schonken, wien hij hulp verleende tegen Demetrius Poliorcetes (305 v. Chr.); hij was een der veldheeren van Alexander den Grooten, die zich vooral op de veldtochten in Bactrië en Indië onderscheidde en na den dood van Alexander in 323 Egypte en Libye als stadhouderschap ontving. P. verfraaid© en versterkte de nieuwe hoofdstad Alexandrië en legde aldaar den grondslag voor het wereldberoemde museum. Ook Cyrenaïca onderwierp zich aan zijn gezag.
Na den dood van Antipater (318) zocht hij door een verbond met Cassander en Antigonus zich van het bezit van het reeds veroverde Syrië te verzekeren, doch verbond zich weldra met Seleucus tegen Antigonus en bevocht een overwinning op diens zoon Demetrius bij Gaza (312). In navolging van Antigonns nam hij den koningstitel aan. In 302 nam hij deel aan het verbond tegen Antigonns, doch behaalde daarvan geen winst wegens zijn dubbelzinnige houding, nam vervolgens deel aan de oorlogen van Lysimachus en Seleucus tegen Demetrius, droeg 285 de regeering over aan zijn zoon en overleed 283 v. Chr.
P. II Philadelphus (285—247), d. i. de zusterminnende (aldus genoemd omdat hij zijn zuster Arsinoë huwde), breidde het rijk uit door ver in Aethiopië door te dringen (264—258), in Abessinië en aan de zuidkust van Arabië veroveringen te maken, zich in Phenicië en aam de kusten van Klein-Azië te vestigen en zich van deze bezittingen te verzekeren door het aanleggen van versterkte plaatsen, het aangaan van verwantschap en het sluiten van verdragen.
P. III (247—221), wien de priesters den bijnaam van Euergetes (weldoener) schonken, omdat hij uit Azië egyptische afgodsbeelden terugbracht, deed de buitenlandsche macht van Egypte haar toppunt bereiken. Met zijn zoon en opvolger P. IV (221—205), die zich zelf den bijnaam Philopator (vaderlievende) gaf, doch dien het volk wegens zijn wellust en brasserij den brasser (Tryphon) noemde, begint het verval van het egyptische rijk. Een langdurige oorlog met Antiochus III van Syrië bracht ondanks de overwinning der Egyptenaren bij Raphiae (216) groot verderf over het land en had het verlies der landschappen aan den Libanon en der bezittingen in KleinAzië ten gevolge. Tegelijkertijd vonden de Romeinen aanleiding om zich in de inwendige aangelegenheden van Egypte te mengen; deze inmenging werd onder zijn zoon en opvolger P. V (205—181) Epiphanes (de verlichte) nog sterker en uitgebreider, zoadat de volgende koningen geheel onder romeinschen invloed stonden. Onder P. VI (181—145) Philometor (de moederlievende) ontstond weer een oorlog tusschen Syrië en Egypte om het bezit der kust aan den Libanon. Antiochus behaalde een schitterende overwinning brj Pelusium, rukte Egypte binnen en nam 171 Philometor gevangen, maar werd door het ingrijpen van Rome gedwongen, Egypte te verlaten (168). In 81 werd P. X Alexander II door Sulla op den troon geplaatst, doch na een kortstondige regeering bij een oproer vermoord, nadat hij het romeinsche volk tot erfgenaam van zijn rijk en zijn schatten had aangesteld. Van deze laatste maakten de Romeinen zich meester, terwijl zij daarentegen toelieten, dat twee natuurlijke zoons van P. VIII Lathyrus zich van de heerschappij meester maakten; de een, P. XI Auletes (de fluitspeler; 81—51), in Egypte, de ander, P. de Cypriër, op het eiland Cyprus; dit eiland werd 58 door Cato onderworpen, nadat deszelfs koning zich van het leven beroofd had. xAmletes, in hetzelfde jaar wegens zijn lafheid en onderworpenheid tegenover de Romeinen door de inwoners van Alexandrië verjaagd, werd door toedoen der Driemannen en andere invloedrijke Romeinen, die hij met 16000 talenten (ongeveer 50 millioen gld.) had omgekocht, in 55 door Gabinius, den stadhouder van Syrië, hersteld. Overeenkomstig zijn wil moesten na zijn dood (51) zijn beide kinderen, P. XII Dionysus, toenmaals 13, en diens zuster en echtgenoote Cleopatra, toenmaals 17 jaar oud, het rijk gemeenschappelijk besturen; P. had echter Cleopatra verdreven. Na den alexandrrjnschen oorlog, waarin P. op zijn vlucht in den Nijl verdronk (47), droeg Caesar de regeering over aan koningin Cleopatra en haar jongeren broeder, P. XIII, een kind, dat haar echtgenoot heette. Deze overleed, vermoedelijk door vergift van zijn zuster, in 42 v. Chr. Met den dood van Cleopatra, de laatste der Ptolemeën, kwam er in 30 v. Chr. ook tevens een eind aan het rijk der Ptolemeën.