Gepubliceerd op 18-03-2021

Daniël françois scheurleer

betekenis & definitie

bankier, geb. 13 Nov. 1855, bezocht de Handelsschool te Dresden, welk verblijf veel tot zijne muzikale ontwikkeling bijdroeg. De daar opgedane kennis van de werken van Berlioz, Wagner en Liszt stelde hem in staat na zijn terugkomst in tijdschriften en dagbladen mede te werken aan de propaganda voor die toen in Nederland nog zoo goed als onbekende composities.

Met dit doel gaf hij zijn eerste boek uit: Twee Titanen der 19de eeuw. Hector Berlioz en Antoine Wiertz (Haarlem 1878). Later gevoelde hij zich meer aangetrokken tot de studie der muziekgeschiedenis. Zoodoende ontstond: Mozart s verblijf in Nederland en het muziekleven aldaar in de laatste helft der 18de eeuw (’s Gravenhage 1883). Eene verdere beperking tot de muziekgeschiedenis van Nederland voerde tot de studie der oude liederen. Hieraan hebben haar ontstaan te danken de uitgaven van: Een deuoot ende profitelyck Boecxken, geestelijk liedboek, met melodieën van 1539 (’s Gravenh. 1889), Fruytiers Ecclesiasticus, 1565 (Amst. 1898) en de Souterliedekens (Leiden 1898). Voorts leverde hij verschillende bijdragen in het „Tijdschrift der Vereeniging voor NoordNederlands Muziekgeschiedenis” en schreef hij de afdeeling „Het Muziekleven” in het bij' de firma W. P. v. Stockum & Zn. in de jaren 1897—1904 verschenen werk Amsterdam in de 17de eeuw. Als voorzitter nam hij een werkzaam deel aan den arbeid der Vereeniging voor N.-N. Muziekgeschiedenis.Spoedig na zijn terugkeer in het vaderland begon hij zich toe te leggen op het bijeenbrengen van een muziekbibliotheek en een verzameling instrumenten. De inhoud der boekerij is uitvoerig omschreven in een catalogus verschenen in 1893, met een vervolg in 1903 (niet in den handel). Bijeenvergaard zijn zoowel boeken over de geschiedenis en theorie der muziek als practische muziek. Het best vertegenwoordigd zijn de liedeboeken, zoowel wereldlijke als geestelijke, Nederlandsche als buitenlandsche. In het bizonder is er naar gestreefd van deze steeds zeldzamer wordende boekjes verschillende drukken bijeen te brengen, ten einde hierdoor de geschiedenis van het lied gemakkelijker te kunnen bestudeeren. Zoodoende werden b.v. van het Geuzeliedboek 14, van de Souterliedekens 16, van de Psalmen van Datheen 34, van de Stichtelijke Rijmen van Kamphuyzen 43, van den Gulden Spiegel van Mayvogel 28 verschillende uitgaven bijeengebracht. Ook aan tijdschriften, almanakken, romans, danskunst en tekstboeken werden verschillende afdeelingen gewijd. In het geheel bestaat thans de bibliotheek ongeveer uit 8000 nummers.

Langzamerhand vormde zich ook de verzameling muziekinstrumenten. Wegens het volslagen gemis aan eene soortgelijke openbare verzameling werd er naar gestreefd eene collectie bijeen te brengen, een overzicht gevende zoowel van de verschillende soorten, als van hetgeen in verschillende landen gebezigd werd en wordt. Leggen sommige verzamelaars zich toe op een bepaald instrument, b.v. violen, fluiten of klavieren, hier is getracht elk systeem en elk beginsel eenigszins te vertegenwoordigen, tevens uitgaande van de gedachte dat eene behoorlijke kennis der muziekinstrumenten, zonder vergelijking met de in Azië gebruikelijke, niet mogelijk is. Van de Europeesche instrumenten zijn het best vertegenwoordigd de tokkelinstrumenten (luit, guitaar, cither, theorbe, harp enz.). Van de Aziatische volken zijn China, Japan en Eng.Indië het best vertegenwoordigd. Van de klavierinstrumenten zijn de hoofdsoorten (cymbaal, clavichord, hamerclavier, enz.) aanwezig. De verzameling omvat talrijke speeltuigen uit den Indischen Archipel en Afrika, bewijzende hoe allerlei voortbrengselen uit planten- en dierenrijk in instrumenten herschapen worden.

Eene afzonderlijke verzameling vormen gravures en fotografieën naar schilderijen en beeldhouwwerken waarop muziekinstrumenten voorkomen. Deze afbeeldingen zijn een niet genoeg te waardeeren middel tot de kennis der geschiedenis en het gebruik der instrumenten.

Behalve met de studie der muziekgeschiedenis hield S. zich bezig met pogingen om in Nederland meer belangstelling in het zeewezen te wekken. Daartoe organiseerde hij! in 1900 in de Gothdsche zaal te ’s Gravenhage eene geschiedkundige tentoonstelling van het Nederl. zeewezen, alwaar aan de hand van prenten, schilderijen, scheepsmodellen en geschiedkundige herinneringen een overzicht werd gegeven van ons zeewezen tot 1795. Deze tentoonstelling gaf aanleiding tot het oprichten eener Vereeniigng ,,Het Nederlandsche Zeewezen”, waarvan S. voorzitter is, en die een halfmaandelijksch geïllustreerd tijdschrift uitgeeft.

Als bankier stelde hiji zich in 1903 aan het hoofd eener beweging in den geldhandel der provincie (d. w. z. buiten Amsterdam), ten doel hebbende door organisatie in de provincie de behartiging der belangen van den Nederlandschen geld- en effectenhandel niet uitsluitend aan Amsterdam over te laten. Daartoe is opgericht een Bond voor den geld- en effectenhandel in de provincie, waarvan alle vakgenooten in Nederland lid zullen moeten worden.

< >