(van het grieksche woord chole, gal, of v/el van het hebreeuwsch Chole ra, boosaardige ziekte). In het algemeen een ziektetoestand gekenmerkt door een snelle en overvloedige ontlasting door braking en stoelgang.
Ueze ziektetoestand berust op zeer verschillende, de maag- en darmslijmheid beleedigende, of wel de zenuwen der onderlijfsorganen overprikkelende oorzaken, als vergiftigingen, gebruik van onverteerbare of bedorven spijzen en dranken, beleediging van zekere zenuwdeelen, enz.De cholera is een besmettelijke ziekte, sinds onheugelijke tijden endemisch in Indië, epidemisch in Europa, waar zij in 1832 voor de eerste maal verscheen. Het wordt thans als vrij zeker aangenomen dat de oude schrijvers en die van de 13de eeuw, die van deze ziekte spreken, slechts gevallen van cholera nostras hebben waargenomen. In de 19r1 *; eeuw heeft zij in ongeveer alle landen van Europa een grooter of kleiner getal slachtoffers gemaakt (epidemiën in 1848, 1851, 1865, 1894, 1892), daarbij, hoewel verschillend in hevigheid en snelheid van verbreiding, liefst langs de groote verkeerswegen met soms onverklaarbare sprongen voortschrijdend en op haar weg op eigenaardige wijze de voorkeur gevende aan bepaalde streken en zelfs aan deelen van aangetaste steden.
Bijna elk jaar komen overal in de warme zomermaanden die ziektetoestanden voor, die men onder den algemeenen naam van europeesche, inlandsche of cholera nostras begrijpt, en dan meest na gebruik van slecht bier, onrijp ooft, enz.; eenige hierbij optredende verschijnselen zijn: witachtig, waterige ontlasting van onder en van boven, algemeene kilheid der huid, die een blauwe kleur aanneemt, krampen, onvoelbaar worden van de pols, heeschheid der stem. Gelijksoortige verschijnselen doen zich in den zomer bij kunstmatig gevoede zeer jonge kinderen na het gebruik van bedorven melk voor, en zijn als kinderen-cholera (Cholerainfantum) zeer gevreesd. Bij doelmatige behandeling (bedrust, volstrekte onthouding van alle voedsel, wanne omslagen of doeken om het lichaam, ijspillen, opium, bij zwaktetoevallen cognac of champagne, theelepelsgewijs toe te dienen) gaan de verschijnselen der inlandsche cholera meest spoedig voorbij en hebben zij slechts hoogstzelden een doodelijken afloop. De inlandsche cholera treedt steeds sporadisch op, en is een in het algemeen weinig kwaadaardig en niet besmettelijk. De aziatische cholera daarentegen is uitermate boosaardig, grijptgemeenlijk snel om zich heen, en sleept in den regel de helft der aangetasten ten grave.
Het verloop der aziatische, epidemische of indische cholera is meestal als volgt: dikwijls gaan dagen lang lusteloosheid, stoornissen in de spijsvertering en pijnlooze waterige diarrhee (cholerine) vooraf: dikwijls echter ook blijven deze voorboden achterwege en treedt de ziekte eensklaps in volle kracht op ; plotseling treden heftige en talrijke ontlastingen van uitwerpselen in, aanvankelijk van natuurlijke stoffen, weldra echter van een eigenaardige rijstwaterachtige, alkalische, tallooze slijinhuidcellen, vet- en bloedlichaampjes en verschillende bacilvormen bevattende vloeistof; ongeveer altijd tegelijkertijd hevige brakingen, waardoor eerst de inhoud der maag, vervolgens evenzoo een witachtige vloeistof wordt uitgeworpen; bij de zg. droge cholera (Cholera sicca), ontbreken deze ontlastingen van witachtige vloeistof', wijl bij dezen bijzonder kwaadaardigen vorm der ziekte het verlamde darmkanaal de zich hierin bevindende stoffen niet vermag uit te drijven; bij het uittreden van de waterige ontlasting doet zich dadelijk een brandende dorst gevoelen, daalt de lichaamstemperatuur en verslapt de pols; de hartslag wordt zwak, de ledematen, de neus en de ooren worden blauw en lijkachtig koud, de oogen zinken diep in hun kassen, de stem wordt heesch en klankloos, de urineloozing houdt op, de spieren der voeten beginnen zich krampachtig saam te trekken (men pleegt dit stadium als het koude stadium, (stadium algidum), aan te duiden); eindelijk treedt met algemeene stilstand des bloeds en zenuwverlamming de dood in; of wel langzamerhand keeren de lichaamswarmte, de pols- en hartslag en de urine-loozing terug, de lijder krijgt behoefte aan slaap, de krachten beginnen zich te herstellen, en de stoelgang wordt weer galhoudend en feculent; in deze periode (de reactie-periode) komt echter dikwijls een koortsziekte op, die evenals typhus verloopt en choleratyphoïde heet; deze houdt dikwijls wekenlang aan en doet den lijder niet zelden ten slotte toch nog bezwijken.
Bij lijkopening van aan cholera overledenen zijn twee standvastige verschijnselen waargenomen: een heftige, van overvloedige afscheiding vergezelde darmcatarrh en een belangrijke verdikking der geheele bloedmassa. In het darmkanaal en in mindere mate ook in de maag wordt verder een groote hoeveelheid van de rijst waterachtige vloeistof gevonden, welke uit bloedwater en tallooze afgestooten darmepitheliën bestaat; de darmslijmhuid zelf is ontstoken; het bloed is donkerrood, min of meer verdikt, soms teer- of pekachtig taai: het is in het hart opgehoopt doch ontbreekt in de haarvaten, zoodat het celweefsel, de spieren en andere deelen bloedarm, droog, taai, onveerkrachtig zijn en de huid grauw en gerimpeld is; de nieren zijn belangrijk veranderd. Over het geheel schijnt de overmatige intreding van water uit de bloedvaten in de holte van het darmkanaal het wezenlijkste deel der ziekte te zijn, omdat hierdoor aan de eene zijde het epithelium der darmslijmhuid opzwelt en wordt losgewerkt en weggevoerd, en aan de andere zijde het bloed door overmatig waterverlies dik wordt, zich daardoor langzamer beweegt, en niet meer tot de haarvaten vermag door te dringen, terwijl door deze verdikking ook het ademhalingsproces wordt belemmerd en zich benauwdheden als bij verstikking voordoen; hierbij komt nog dat alle in de weefsels voorhanden vochtdeelen door het verdikte bloed gretig worden opgezogen, waardoor de huid verschrompelt en indroogt; de blauwe kleur van het bloed is te verklaren uit de gebrekkige ademhaling, waardoor het bloed te weinig zuurstof opneemt om helrood te kunnen worden (zie Bloedkleurstof).
Doordat de gezamenlijke verschijnselen dor cholera door zekere mineralische en orga nische stoffen (b.v. witte arsenicum en giftige zwammen) te voorschijn geroepen kunnen worden, vestigde zich na het nader bekend worden der ziekte reeds spoedig de meening, dat ook de aziatische cholera zelf door een specisch infectiegif, waarschijnlijk afkomstig van oen der lagere organismen (splijtzwam enz.), werd teweeggebracht. Tenslotte ontdekte Robert Koch in 1883 het gezochte choleragif; hij vond nl. in den darminhoud van choleralijders, in de darmwanden van aan cholera gestorvenen, alsmede in den bodem waar choleralijders begraven waren geworden, regelmatig dezelfde eigenaardige splijtzwamvormen,welke gebleken zijn de eigenlijke veroorzakers der aziatische cholera te zijn. De cholera-bacillen zijn kleine, gebogen, zeer bewegelijke organismen, van den vorm eener komma (vandaar komma-bacillen), die zich gaarne tot spiraalvormige draden aaneenvoegen, waarom zij ook tot de spirillen gerekend kunnen worden; een bepaalde sporenvorming is nog niet bekend; men is er in geslaagd laboratoriumdieren tegen cholera te vaccineeren; wat betreft de pogingen om ook den mensch voor cholera immuun te maken, zijn de resultaten tot dusver weinig bevredigend geweest. (Zie ook Insect—Insecten als overbrengers van ziektekiemen) Overeenkomstig den stand der kennis van deze ziekte wat betreft haar uitbreiding wordt als eerste voorzorgsmaatregelen in tijden van epidemie het volgende aanbevolen: oogenblikkelijke ontsmetting van alles wat met de uitwerpselen van een choleralijder in aanraking is geweest; uitsluitend gebruik van gekookte spijzen en dranken.