Een ziekte, welke onder gegeven omstandigheden door het mededeelen van smetstof anderen besmet, mede aantast, dus al zoodanige ziekten, waarbij stoffen ontstaan die werken naar de wijze der vergiften. Smetstof (contagium) noemt men in het algemeen de ziektekiemhoudende stof, welke, van het zieke op hot gezonde organisme overgaande, bij dit laatste een soortgelijke ziektetoestand in het leven roept als waaraan bedoelde stof zijn ontstaan verschuldigd is.
Men onderscheidt vaste smetstoffen, als etter, slijm, afscheidingen en uitwerpselen, en vluchtige; deze laatste zijn onzichtbaar en worden door de slijmvliezen der ademhalingswerktuigen opgenomen en op deze wijze in het lichaam gebracht ; de vaste smetstof kan mede door het slijmvlies der verschillende lichaamsopeningen worden opgenomen, namelijk indien dit er mee in aanraking komt, en voorts door wonden; de huid in den gaven toestand weert do vaste smetstof voldoende af. [Sommige smetstoffen kunnen zich over het geheele lichaam ontwikkelen; anderen, b. v. die van syphilis, treden in den aanvang zoo goed als uitsluitend plaatselijk op. De werking der smetstof is gebonden aan zekere voorwaarden; steeds moet zij een zekere vatbaarheid vinden: kinderen zijn b v. in veel grooter mate vatbaar van de smetstof van mazelen, roodvonk, kinkhoest enz , als individuen van gevorderden leeftijd. Op de eigenschap der vluchtige smetstof om hot eens aangetaste de vatbaarheid voor herhaalde werking van dezelfde smetstof te ontnemen, berusten de inentingen; zelfs de hardnekkige vatbaarheid voor syphilis is naar de meening van vele geleerden op deze wijze, door syphilisatie, te verlammen. Do wetten, die de verbreiding der vluchtige of onzichtbare smetstoffen beheerschen, zijn nog in geenon deele bekend, hoewel in den laatsten tijd in deze de ontdekkingen elkaar snel opvolgen. De verbreiding van smetstoffen kan door allerlei middelen beperkt worden, doch de kiemen van zekere ziekten, met name van cholera, verspreiden zich op de meest grillige, en niet in het minst te voorziene wijzen, soms met geheel onverklaarbare sprongen; de kracht van enkele smetstoffen neemt onder het verspreiden gaandeweg af, vooral die der miasmatischbesmettelijke ziekten; de kracht van andere blijft in datzelfde geval onverminderd. Neemt een besmettelijke ziekte een eenigszins algemeen karakter aan, dan spreekt men van een epidemie. Hierbij is waargenomen, dat de gewone B. zich het grilligst verspreiden, terwijl die van miasmatischen aard zich gewoonlijk bepalen tot die plaatsen waar gebrek aan het noodige en daarmee dikwijls gepaard gaande onvoldoende zindelijkheid heerschen en op die punten waar de opeenhooping van menschen het grootst is, b. v. in de steden in de volksbuurten.In alle landen met een geregeld bestuur wordt het nemen van maatregelen tegen verspreiding van besmettelijke ziekten door alle partijen als binnen het veld van staatsbemoeiing gelegen geacht. Nederland heeft in deze zijn wet van 4 Dec. 1872, Stbl. no. 134, tot voorziening tegen besmettelijke ziekten, nader gewijzigd en aangevuld bij wet van 21 Juli 1899, Stbl. no. 166.