bij de bewoners zelf Kartha Hadatha, Nieuwe stad. Stad der oudheid, lag aan de noordkust van Afrika, ter hoogte van het tegenw.
Tunis, op een schiereiland, dat door een landengte met het vastel. verb. was. Ongev. i. h. midden van liet schiereiland Lag op eene hoogte de burcht, Bursa geheeten, d.i. burcht, (waaruit bij de. Grieken de sage van de ossehuid ontstond), waarschijnlijk reeds door Dido aangelegd. Op het hoogste gedeelte van den burcht stond liet heiligdom van Aesculapius. Langzamerhand verrees aan den voet de hoogte en in de omliggende streken de stad, waarvan de hoofdstraten recht op den burcht aanliepen en hooge huizen met zes verdiepingen hadden. Daar het strand steil was en ontoeganklijk, waren de verdedigingswerken aan deze zijde zeer eenvoudig en bestonden slechts uit een enkelen muur, terwijl aan de landzijde de stad door een hoogen driedubbelele muur met versterkte torens bezet, verdedigd werd.
De geheide om vang der stad bedroeg omstreeks 60 stadiën. de driedubbele muur bevatte tevens paardenstallen, magazijnen en woningen voor de soldaten. Aan de landengte lagen de beide havens, waarvan de eerste voor de koopvaardijschepen, de andere, binnenste, voor de vloot bestemd was. In de laatste bevond zich een eilandje, Cothoiï, waarnaar deze haven ook wel genoemd werd. Miigalia was eene soort van voorstad aan de noordzijde van den burcht. Hier bevonden zich talrijke landhuizen, benevens prachtige tempels en paleizen, die van den rijkdom der bevolking, die in den bloeiendsten tijd omstreeks 700 000 zielen bedroeg, getuigden. Zij werd in 't jaar 116 v.
C. door de Romeinen verwoest. Augustus bouwde op eenigen afstand van hare puinhoopen een nieuwe stad, die met romeinsche burgers bevolkt werd, langzamerhand den omtrek der oude stad in haren kring opnam en weder tot grooten bloei geraakte. De Vandalen maakten haar, na de verovering van Noord-Amerika, tot de hoofdstad van hun nieuw rijk, en zij werd opnieuw hier het middelpunt van den handel, gelijk de oude stad dit eens geweest was. Van de puinhoopen der laatste zijn nog slechts weinig sporen over, een gedeelte van het schiereiland, waarop de stad lag, schijnt allengs door de zee bedekt te zijn.Volgens de gewone opgave werd Carthago gesticht iu de 9de eeuw vóór Christus* geboorte (volgens Justinianus in ’t jaar 826, volgens anderen 816 of 819, of volgens nog anderen in 888), door Dido, dochter van Agenor of Mutgo, koning van Tyrus, zuster van Pygmalion, vrouw van den priester Acerbas, die door Pygmalion vermoord werd, waarna Dido of Klissa met een hoop Tyriers aftrok en naar de noordkust van Afrika kwam, waar de Phoeniciërs reeds eeuwen vroeger Uttica en andere koloniën gesticht hadden. Uit deze koloniën kwamen zonder twijfel talrijke volkspl. zich hij haar voegen, en zij stichtte Carthago, nadat zij van de inlanders een streek grond ter bebouwing verkregen had. Spoedig ontstond er met deze een vriendschappelijk verkeer, vele inlanders sloten zich bij de volksplanters aan, en weldra werd de stad zoo machtig, dat zij de schatting, haar door het opperhoofd van het land opgelegd, weigerde te voldoen. Langzamerhand breidde zich door veroveringen en het aanleggen van koloniën het gebied der stad tot aan de grenzen van Nuiniclie, het meer Triton en het gebied van Cyrene uit. Door de kol. hielden de Carthagers de onderworpen inboorl. in bedwangen basinden tevens den weg tot eene meer en meer toenemende ineensmelting van beide volken (Libyphoeniciérs), zonder dat het hun echter gelukte om den Libyers de harde en strenge behandeling en den druk der belastingen minder te doen gevoelen en alzoo den haat jegens hunne onderdrukkers te stillen Tegen het w. door üSumidie begrensd, drongen zij landwaarts in deze richting niet verder voort, doch wel langs de kusten, waar zij talrijke koloniën stichtten en alzoo in bet bezit kwamen van den handel, die den moederstaat groote voordooien aan bracht. Tegelijkertijd breidden zij als zeevarend volk hunne, heerschappij ook uit over de eilanden in de Middellandse zee en bezetten onder Malchus, Mago en andere aanvoerders, tusschen de jaren 600 en 550 v.
C., reeds de kusten van Sicilië, Sardinië en Corsica, leverden in ’t jaar 536 om het bezit van dit laatste, in verbinding met de Etrusiérs, een zeeslag tegen de Phorensers. die door Cyrus uit hunne vaderstad verdreven waren, en sloten met Rome verscheidene handelsvcrdragcu (509). Omstreeks 500 lieten zij door hunne stoutste zeehelden ontdekkingsreizen ondernemen, Hanno zeilde langs de westkust van Afrika tot aan Cerne (misschien het groene voorgebergte of een kuststreek in Senegambié), terwijl Himilco den Atl. oceaan bevoer en de kusten van Spanje en Gallië onderzocht. Hiermede neemt ongeveer het eerste tijdvak der Carthaagsche geschiedenis een einde. Het tweede, beginnende met 180, bevat de oorlogen der machtige stad met Syracuse om het bezit van het eiland Sicilië. Kerst brachten de Carthagers de oude phoenicische koloniën op hunne zijde; vervolgens openden zij den oorlog tegen bet overige eiland met een aanval op Thero van Agrigentum. Hun talrijk leger, misschien wel van 200.000 man, onder Hamilcar, leed eene nederlaag tegen Gelo van Syracuse, op denzelfden dag, naar het heet, waarop de Grieken h;j Salamis de zege behaalden.
Dat de Carthagers met de Perzen een verbond hadden aangegaan, wordt door sommigen aangestipt of zelfs als bewezen vermeld; het blijft echter twijfelachtig. Daarop sloten zij vrede met Gelo. Eerst in 41b brak een nieuwe oorlog niet Sicilië uit, waartoe de bewoners van Egesta aanleiding gaven. Ilannibal, veldheer der Carthagers, voerde dezen gedurende eenige jaren gelukkig, maar niet zonder wreedheid, totdat hij in 40h hij Agrigentnm aan een besinettelijke ziekte stierf. Zijn opvolger Himilco veroverde fG>5) een groot gedeelte van Sicilië, zonder dat de tyran Dionysius hem in zijn voortgang kon stuiten. Een verdrag beëindigde den oorlog.
Doeh in ’t jaar 398 greep Dionysius de Carthagers weder aan. ontnam hun hunne meeste veroveringen en noodzaakte Himilco, wiens leger door ziekte veel geleden had, « jaren later, tot een nadeeligen vrede. Een gelijktijdige opstand der Libyers werd bedwongen. In de volgende jaren moesten de Carthagers bijna van geheel Sicilië afzien, totdat Mago Dionysius in een moorddadigen slag hij Cronimn overwon en hem den vrede voorsehreef, in 3s2. Ecu nieuwe oorlog in 3bS werd door den dood van Dionxsius spoedig geëindigd. Met geluk streden zij daarop tegen diens opvolger, den tweeden Dionysius, doelt dolven daarentegen in ’t jaar 3M) tegen Timoleon h'.j den (Yimissus het onderspit; de rivier de Ilalycus maakte voortaan tusselien beider gebied de grensselieiding uit. In de eerstvolgende t'jden had Carthago veel te lijden door inwendige onlusten van een eerzuelitigen adel en door opstanden zijner onderdanen, werd door een voorgenomen aanval van Alevander den G. bedreigd en had een gevaarlijken krijg door te staan tegen Agathocles (3113()b), zoowel in Sicilië als in Afrika zelve, waarheen deze krijgsman overstak, die tot voor de poorten der machtige stad opnikte.
Eerst na zijn dood durfden zij het wagen, zich opnieuw op Sicilië te vertonnen, doeh kwamen in ’t jaar 477 met Pyrrhus van Kpirus, die den Sieiliers te hulp kwam, in aanraking en verloren h’jna geheel Sicilië. In nog ernstigere verwikkelingen geraakten zij met de Romeinen, met wie zij het in 509 gesloten hamlelsverdvag in 31'-. 305 en 2M vernieuwd hadden. Toen na de inneming van Messnna door de ManierCjncu. deze door Hiero van Sanise bedreigd werden, ontstond er tweedracht ondei de benden dezer Maniert’jiisehe huurlingen ; ecu gedeelCwendde, zich om hulp tot Gaillmgo, een ander lol Roim Zoo brak in ‘t jaar 201- de e e r s I r p o n i s e h e oorlog uit. De romeinsehe consul .Vppins (‘laudius roerde op Ci'iir in allerijl gebouw de vloet een leger naar Sicilië ovei, verdreef de Carthagers uit Messana en braebl hen een groote nederlaag toe. De Carthagers rustten zich on mei nieuwe kracht ten oorlog uil en streden met afw isseleud geluk. Doelt iliero verliet hunne zijde (203) en sloot een verbond met de Romeinen, die de belangrijke stad Agrigentiini innamen.
Duilitis behaale (200) de eerste overw inning ter zee op de Carthagers lei Mylae op de noordkust van Sicilië, Regulus de tweede hij Eenomusf250); deze britste stak daarop naar Afrika over, In den beginne was li'.j gelukkig, weldra echter werd li’i door den spariaansehen veldheer Xanthippus, die het eartliaagsrhr leger aan voerde, geheel overwonnen en zelfs gevangengenomen (255yTerw’jl de Romeinen, nog onervaren in de zeevaart, geheide vloten door storm en onweer verloren, overwonnen zij wel te land hij Panornius f250), doelt leden daarentegen ter zee en ook te land groote nederlagen. Evenwel was Carthago uitgeput, en zonder de geestkracht en bekwaamheid van haar grooten veldheer ilatnilear Bareas, die zich in het noordwesten van SicÜic en in de vesting Er\\ van 2 IR -242 staande hield en den Romeinen veel afbreuk deed, zou het Sicilië reeds vroeger verloren hebben. De nederlaag hunner vloot door Eutatiiis Catulus in ’t jaar 242 bij de aegatische eilanden ontmoedigde hen zoozeer, dat z'j vrede sloten, waarbij zij van Sicilië en de omliggende eilanden afstand deden. Nauwelijks had Ilamiiear daarop de huurtroepen naar Afrika teruggezonden, of z'j verlangden van de uitgeputte stad hunne achterstallige soldij. Men was niet in staat hun die uit te betalen, en mi sloegen zij tot muiterij over; de ontevreden en zwaar gedrukte Carthagers . sloten zich hij hen aan en zoo werd Carthago (van 2U 237) 3 jaren en 4 maanden in een hloedigen krijg met hen gewikkeld, .welke eerst door llamilcars beleid, die aan vastheid van wil toegevendheid paarde, onderdrukt werd. In den beginne hadden de Romeinen aan hunne onderdanen vergund, om den Carthagers levensmiddelen toe té voeren, later echter maakten zij zich van Sardinië meester, waar de huurlingen ook in opstand gekomen waren en behielden dit eiland, ondanks de klachten der Carthagers, die, om niet bij volslagen uitputting in een nieuwen oorlog gewikkeld te worden, Sardinië en Corsica afstaan moesten.
Omstreeks den/.el tden tijd lieerschtcn er te Carthago ook nog inwendige twisten, daar de aristocratie onder llaniio met het volk onder Ilamiiear iti strijd was. Dit laatste overwon, en Ilamiiear, die een nieuwen opstand in Afrika onderdrukt had, stak met een leger naar Spanje over, welk land, den Carthagers door zijne rijke metaalmijneu reeds lang bekend, hij voornemens was te veroveren, om aan zijn vaderland door het zilver en de krijgshaftige bevolking van Spanje nieuwe hulpmiddelen te verschaffen tot den oorlog tegen Rome. Yau 237 af bracht hij in 9 jaren een groot gedeelte van liet land ten onder, doeh sneuvelde in 228. Zijn schoonzoon llasdriibal drukte zijne voetstappen en onderwierp door zachtheid en oorlogsbekwaamlieid geheel Spanje tot aan den Iberus. In het jaar 221 werd Irj door.sluipmoord omgebracht. Hij werd opgevolgd door llamilcars grooten zoon, Ilannibal, die reeds ais knaap met zijn vader in Spanje gekomen was, en onder zijn vermoorden zwager reeds eenige jaren gelukkig gediend had.
Het leger begroette item met gejuich en zulk een groot aanzien genoot zijn geslacht, dat h’j in het opperbevel bevestigd werd, ondanks den bevigeu tegenstand zijner vijanden. Hij handhaafde de veroveringen zijner voorgangers en beproefde in 219 Sagnutuni te bemachtigen, dat hij na eene heldhaftige verdediging der bevolking innam. Hij trok echter nog niet over den Iberus, daar (leze rivier volgens een verdrag met de Romeinen de grenzen van liet carthaagsch gebied zou uitmaken. Op de tijding van Sagmitums val, zonden de Rom. een gezantschap naar Carthago. om voldoening en Manuibals uitlevering te vorderen. Reide eischen werden geweigerd en zoo brak de tweede punisehe oorlog uit i2l,s--2()2i. Terwijl de Romeinen den aanval van de zeezijde verwachtten, brak Ilannibal niet lOOjioo man in 21* van Saguutum op, nadat hij zijn bekw amen broeder I lasdrubai in Spanje had achtergelaten, trok over de Rvreuaeeu, dooi- Gallie, marcheerde over ongebaande en bijna ontoeganklijke wegen over de Alpen en bereikte met een derde gedeelte van zijn leger de vlakte van den Padu-c Rij den Tieinus versloeg hij Scipio, h\j de Trebia Seniproimis volkomen , trok door de moerassen van Elnirie, overwon Flaminiiis Hij liet meer Trasimenns (217) en rukte het gebied der Pireiieu binnen.
Nadat Eahius Mavinms Cnnctator hem door talmen en ontwijken lang had opgelioiulrn, behaalde hij de schitterende overwinning hij Caniiac, waai- hij een nuiicinseh leger van s0,()()(> man vernielde i2H'0. Nn kwamen de volken van Italië, die de overlirersehing van Rome nog steeds met onwil droegen, hem \an alle z.'jdcn toestroornen en versterkten zijn gedimd leger. Doeh de zon van voorspoed scheen voor Ilannibal in de siad t'apua ondergegaan te z.'jn. Ilannibal. die hij Nola door G'audiiis Mnrellus geslagen werd, zocht vruchteloos door een verhoud met 1'liilippiis van Macedonië zich te versterken; van zijne vaderstad ontving hij slechts geringe ondersteuning. De verovering van het met Carthago verhouden Sacuse door Marrellus sloeg yejne hoop nog meer ter neer (212), Capua ging verloren i21l), en de volken van Italië begonnen te aarzelen. Evenwel bracht hij den Romeinen eenige malen nog belangrijke nederlagen toe. ondernam zelfs een tocht tegen Rome, doch keerde terug, zonder een aanval er op te wagen.
Van lieverlede heroverden de Romeinen verscheiden steden, waaronder in 209 Tareiitiini. I taiiuihnls hoop was nu gevestigd op liet leger van zijn broeder llasdriibal. dat hu naar Italië ontboden had. Deze had hingen tijd de bezittingen der Carthagers in Spanje gelukkig tegen 1'uhliiis mi Cnejus Scipio gehandhaafd en hunne legers vernield, tot dat Piiblius Corneliiis Scipio. nog een jong menscli, in 209, NieuwCarthago i/ie Cartageua) een rijke stad, met al haar voorraad en schatten innam. Na het verlies van den slag bij Raeeula trok llasdriibal met 50,000 man over de Pymiaeen enz. naar Tlalic, doeh werd hij Sena aan het riviertje Metaurus in l’mbrie door de Romeinen geheid verslagen f207) en sneuvelde zelf. Daarmede verdween llaunihals laat-te hoop, daar ook zijn broeder Mago hem geen hulp brengen kou, maar uit Ligurie werd tcruggeslagen. Toen nu Scipio Spanje voor de Romeinen veroverd had en vervolgens in 't jaar 203, naar Afrika overstak, ontving Ilanuihal het hevel om terug te keeren.
Mij voerde zijn leger naar Afrika over, versterkte het aanmerkelijk en zocht liet door schermutselingen te oefenen en voor den aanstaanden beslisseudeii slag voor te bereiden ; door Scipio gedwongen, leverde hij in 202 hij Naragara of Zama den slag, dien hij verloor. Nu raadde hij den vrede aan, die onder harde voorwaardeii voor Carthago tot stand kwam, daar liet niet alleen Spanje moest afstaan, maar ook 10,000 talenten betalen, en zijn oorlogschepen en olifanten uitleveren. Ilannibal kwam nu als sull'eet aan het hoofd van den staat., en leidde de zaken nier zooveel bekwaamheid en tot zoo groot voordeel voor Carthago, dat dit weldra zich van de geleden rampen herstelde. Door de aristocratische partij en door de Romeinen gehaat, moest hij zijn vaderland verlaten, om niet aan dezen uitgeleverd te w orden. Sedert breidde de niimidisrhe koiiing Masinissa zijne macht meer en meer uit en ontnam den Carthagers de eeim bezitting na de andere, zonder dat zij bij de "Romeinen steun en bescherming vonden. Toen eindelijk Carthago, ondanks alle wederwaardigheden, allengs weer in bloei toenam, geloofden eenige invloedrijke Romeinen dat de stad moest verwoest worden, naar de bekende spreuk van Cato, omdat zij voor Rome gevaarlijk worden kon, totdat in IR), toen er opnieuw twisten met Masinissa ontstaan waren, een romeinsch leger naar Afrika werd gezonden.
De Carthagers vervulden achtereenvolgees de hun door de Romeinen opgelegde harde voorwaarden; slechts de laatste, dat zij hunne vaderstad verlaten en zich ergens in het binnenland vestigen zouden, was hun onuitvoerbaar. Hoewel nu bijna weerloos, vermande zich de gelieele bevolking zonder onderscheid van standen of partijen, zelfs de vrouwen, tot den strijd. Met verwonderlijke vindingrijkheid greep men alles aan, wat slechts tot weerstand dienen kon, en streed met heldenmoed tegen de overmacht. Eerst na een beleg van 3 jaren nam de jonge P. Cornelius Scipio de stad stormenderhand in, doch had ook nu nog van straat tot straat, van huis tot huis met een wauhopenden tegenstand te kampen. De stad werd door de vlammen verwoest, wat deze spaarden werd door de handen der Romeinen vernield, liet beklagenswaardig overschot der ongelukkige burgers werd als slaven verkocht.
Weldra stelden de Romeinen, eerst in ’t jaar 122 onder de Graechen en vervolgens onder Caesar pogingen in ’t werk om op de plaats der oude stad eene kolonie aan te leggen; eerst Augustus vatte liet plan weder op en stichtte het nieuwe Carthago, hetwelk tot in de middeleeuwen bleef bestaan en door de Arabieren in 647 n. C. verwoest werd.
Wat den godsdienst van Carthago betreft, de eerste kolonisten van Tyrus brachten de vereering van Uaill mede, wien zij kinderen en zelfs volwassenen otterden, weshalve hun meermalen hij vredesverdragen het afschafl'en van dezen gruwel tot voorwaarde gesteld werd. Deze mensclienoft'ers oefenden op hun buitendien reeds ruw gemoed nog dezen nadeeligen invloed uit, dat zij daardoor vroegtijdig aan wreedheid en geringschatting van immschenlevens gewoon raakten. Verder vereerden zij Hercules, wiens feest voor al de koloniën van Tyrus algemeen was en in deze stad gevierd werd. Deze Hercules heet hij de Phoeniciërs Melcarth, wellicht in de phoenieisclie sterrendienst de planeet Jupiter, gelijk Astartede planeet Venus. Ook aan Dido, de stichteres der stad, werd goddelijke eer bewezen. Behalve deze inlieemsche eeredienst had hun handel hen ook met de góden van andere volken bekend gemaakt, waarbij valt op te merken dat vooral die góden, die in de vreemde eeredienst zich van eene ernstige zijde vertonnen, zooals Ceres en Proscrpina, door ben vereerd werden.
Hunne staatsregeling was eene regeering der rijken en van hen die zich door oorlogsdaden onderscheidden, dus aristocratisch. De uitvoerende macht was opgedragen aan 2 suft'eeten of rechters, welke, ten minste in den beginne, bun ambt slechts een jaar bekleedden, het voorzitterschap in den senaat hadden en ook soms over de legers hevel voerden. De senaat benoemde de veldheeren, later deed dit ook het volk, gelijk de vooorheelden uit de familie Bareas bewijzen. De senaat bestond uit een grooten en een kleinen raad. Hieraan was de zorg opgedragen om voor de staatsregeling te waken. Uit hem werden de honderdmannen als eene bijzondere commissie gekozen, die zich later buitengewone macht aanmatigden.
Eerst later kreeg het volk grootere rechten, b.v. het bevestigen der ambtenaren in hunne bediening, de beslissing in geval van verschil tusschen de hoogste machten in den staat; oorspronkelijk had het weinig invloed en zware plichten, zooals ook in een aristocratisch en staat van zelf spreekt. De landmacht van Carthago bestond slechts voor een klein gedeelte uit geboren Carthagers, die de kern van het leger uitmaakten, en waaruit in den regel de bevelhebbers werden gekozen. Zij vormden de heilige schaar. De voortreffelijke ruiterij bestond uit Nuniidiërs. Daarbij kwamen Libyers als zwaar gewapend voetvolk, vervolgens gewapende huurtroepen uit Spanje (vooral in de legers van llannibal), Ligurie, Sardinië, Gallië, Balcarisehe slingeraars en soms ook Grjekeu (4000 man in het leger van llannibal hij Zama). Daar Carthago een rijke handelsstaat was, bezat, het de middelen om talrijke huurtroepen te werven, zonder liet bloed zijner medeburgers te verspillen.
Het gebruik van olifanten was in hunne legers zeer algemeen. De zeemacht was de voornaamste kracht der Carthagers. De ooriogshaveu Cothon kon meer dan 800 oorlogschepen bevatten, eene menigte aiuunitie was steeds voorhanden wanneer er eene vloot moest uitgerust worden. Ten tijde der punischc oorlogen hadden zij vloten van meer dan 300 schepen. Als handelsvolk droegen de Carthagers groote kennis van het zeewezen; de jeugd groeide als het ware op zee op. De kosten van onderhond der krijgsmacht bestreed Carthago uit de opbrengsten der onderworpen landen; de belastingen der Libyers, de tollen der zeesteden, de inkomsten uit de bergwerken, de opbrengst der landerijen, maakten de hoofdbron uit hunner inkomsten.
Hoewel deze somtijds zeer aanzienlijk waren, voorzagen zij toch niet altijd in de behoeften, zoodat den onderdanen, die om zoo te zeggen voor het onderhoud der hoofdstad zorgen moesten, dikwijls zeer drukkende lasten werden opgelegd. Carthago werd rijk door haren naar alle streken wijd uitgebreiden handel. Middelpunten van dien handel waren buiten Afrika nog Spanje en Sicilië; daarenboven dreven zij handel op Gallië, Sardinië, Ligurie, zelfs op Britaimië en de eilanden langs de westkust van Afrika, wat uit hunne zeetochten en ontdekkingsreizen blijkt. Te land trokken hunne karavanen diep in de binuenlaulan van Afrika. Slaven, ivoor, goud uit Midden-Afrika, zilver uit Spanje, was uit Corsica, katoen uit Melita of Malta, wijn van de Balearen, olie en wijn van Sicilië, waren artikelen van een levendig handelsverkeer. De Carthagers schijnen een zeer gesloten, weinig openhartig volk geweest te zijn, niet vrij van wantrouwen, geheel, naar den aard der stamverwante Phoeniciërs, daarbij overhellende tot bard vochtigheid en wreedheid. Ondanks hunne neiging voor handel en winstbejag, bezaten zij toch een soort letterkunde, welke echter slechts uit schaarsche berichten bij grieksche en romeinsebe schrijvers bekend is.
Carthamine
C14H16O7, een in water oplosbare, roodgele kleurstof, bereid uit de bloemen van de saffloer (Carthamus tinetorius L.) Met kalihydraat vormt het paraoxybenzoëzuur.