Gepubliceerd op 14-03-2021

Tunis

betekenis & definitie

Tunesië, arabisch Ifrikija, fransch protectoraat in Noord-Afrika, aan de Middellandsche zee, 99.600 km.- groot en 1.906.000 inw. (meest Arabieren en Mooren, 60.000 Joden, 70.000 Italianen en 40.000 Franschen). De kuststreek, in het o. vlak en onvruchtbaar, in het n. rotsachtig, bevat baaien (Golf v.

T., van Hammamet en van Gabes) en kapen (kaap Blanco of Ras el-Abiad, het noordelijkst punt van Afrika, en Kaap Bon of Ras Addar). Het Atlasgebergte maakt ten deele de w. grens des lands uit en meerdere takken er van loopen door het land. Rivieren van eenig belang zijn er niet en geen der kleine kustrivieren is bevaarbaar. De voornaamste is de Medsjerda (de Bagradas der Ouden), die door het slijk dat zij achterlaat het land in den regentijd zeer vruchtbaar maakt. Over het algemeen is de grond zeer vruchtbaar en levert onder begunstiging van een mild klimaat, in weerwil der slechte bebouwing, granen en een overvloed van granaten, oranje-appelen, druiven, dadels en andere vruchten op. Lood, zeezout, kwikzilver en salpeter zijn de voornaamste voortbrengselen van het delfstoffenrijk.

Op vele plaatsen treft men warme bronnen aan. De middelen van bestaan zijn vischvangst, veeteelt, landbouw, langs de kusten een niet onbeduidende nijverheid en handel, die vooral in de hoofdstad en te Susa gedreven wordt. Het bestuur wordt gevoerd door een bei (tegenwoordig Sidi Mohammed, geb. 1855), die in naam afhankelijk is van den turksehen sultan; feitelijk regeeren in T. de fransche ministerpres. en den fr. min. van koloniën. T. heeft voor een deel de oostersche overleveringen vaarwel gezegd en westersche zeden aangenomen. Reeds in 1842 werd de slavernij opgeheven. In 1858 vaardigde de bei een wet uit, die in 1860 nog is uitgebreid, waarbij aan de bevolking volle godsdienstvrijheid, gelijkheid voor de wet, persoonlijke vrijheid en zekerheid is toegekend. Belastingen, conscriptie, handelsrechtbanken en handelsvrijheid werden ingevoerd.Geschiedenis

De oude geschiedenis der streken die later den vazalstaat T. van de osmaansche Porte uitmaakten, valt samen met die van Carthago (zie ald.). Op de carthaagsche heerschappij volgde die der Romeinen, die het gebied tot een provincie verhieven en deze den naam Afrika gaven. Ten tijde der volksverhuizing zetten zich hier een menigte Vandalen neer, die in 533 overwonnen werden door de Byzantijnen onder Belisarius. Later maakte T. achtereenvolgens deel uit van de rijken der arabische kalifs, der Aghlabiden, der Fatimiden, der Almohaden en der Meriniden. Lodewijk de Heilige van Frankrijk deed in 1270 een kruistocht naar T., gedurende welke hij overleed, en die toen vrijwel mislukte. Bij een krijgstocht in 1535 door Karel V tegen Barbarossa ondernomen, werden omstreeks 22.000 christenslaven bevrijd; de veroverde hoofdstad werd aan den rechtmatigen heerscher teruggegeven.

In 1575 kwam T. onder de heerschappij der Turken; sedert werd het land geregeerd door vorsten of onderkoningen met den titel van bey, die meer in naam dan in werkelijkheid afhankelijk waren; bey Hammoeda (1782- 1814) nam zelfs den schijn van afhankelijkheid niet in acht en regeerde geheel zelfstandig. Door de inbezitneming van Algerië door Frankrijk, kreeg T. meerdere politieke beteekenis. Aanvankelijk stond het Abd elKader bij in zijn strijd tegen de Franschen. Toen echter de Porte pogingen deed, om haar gezag in T. met meer kracht te doen gelden, nam de toenmalige bey, Sidi Achmed tegenover Frankrijk een zeer vriendschappelijke houding aan. Niettemin vond de Porte hem gedurende den Krimoorlog bereid tot bijstand in allerlei vorm. In 1858 kwam de hervormingsgezinde Sidi Mohammed aan de regeering.

Zijn hervormingen vonden echter alleen instemming bij de Christenen en Joden, terwijl de Arabieren, Mooren en Kabylen zich ertegen verklaarden en hier en daar in opstand kwamen. Sidi Mohammed stierf reeds in Sept. 1859. Zijn opvolger, Mohammed es-Sadok trok eenige der hervormingen die het meest aanstoot hadden gegeven, weer in. 1875 kreeg T. bij firman van 25 Oct. van den sultan volle, schatting vrije autonomie; de regeering werd opgedragen aan de familie van den bey. In Maart 1881 verschaften eenige invallen in Algerië, door het tunische volk der Khroemir, Frankrijk het voorwendsel voor een militaire expeditie tegen T.; het geheele land werd veroverd en de bey moest een verdrag onderteekenen, waarbij hij alle staatsgezag aan Frankrijk afstond. Alle takken van dienst werden nu onder beheer van het fransche departement van koloniën gesteld. 28 Oct. 1882 stierf Mohammed es-Sadok, hij werd opgevolgd door zijn in 1817 geboren broeder Sidi Ali. Een opstand, die in het zuiden uitbrak en zich over het geheele land uitstrekte, werd met groote inspanning door de Franschen onderdrukt.

Sedert zijn in T. verschillende spoorwegen en havens aangelegd en door de oprichting van landbouwscholen is de toestand van het land van jaar tot jaar verbeterd. Sinds 1897, in welk jaar door een overeenkomst het laatste handelsverdrag tusschen T. en vreemde staten verviel, is ook de handelswetgeving geheel in handen der Franschen. 11 Juni 1902 stierf Sidi-Ali, zijn zoon Sidi Mohammed kwam in zijn plaats.

Literatuur: Hesse-Wartegg, T., Land und Leute (Weenen 1882); Guérin, Voyage archéologique dans la régence de Tunisie (2 dln., Par. 1881); Tissot, Exploration scientifique de la Tunisie (ald. 1884); P. H. X., La politique française en Tunisie. Le protectorat et ses origines 1854—91 (ald. 1891); Correspondance des bey s de Tunisie et des consuls de France avec la cour 15771830, (uitgegeven door E. Plantet, dl. 1 en 2, ald. 1893—95); Clarin de la Rive, Histoire générale de la Tunisie (2de dr., ald. 1895); Fitzner, Die Regentschap T. (Berl. 1895); Toutain, Les cités romaines de la Tunisie (in de „Bibliothèque des écoles françaises d’Athènes et de Rome” LXXII, 1896); Bertholon, Les populations et les races en Tunisie (Par. 1896); Piesse, Algérie et Tunisie (Guide-Joanne; ald. 1898); Olivier, Dubois, Baissier, Gauckler, La Tunisie (ald. 1898); La Tunisie; agriculture, industrie, commerces (2de dr., 2 dln., ald. 1900); Conty, Algérie et Tunisie (ald. 1902); Pensa, L’avenir de la Tunis ie (ald. 1902); Spatz, Die Regentschaft T. Fin Handbuch für Touristen (Halle 1903); Guide-annuaire Tunisien (Parijs, jaarlijks).

< >