Gepubliceerd op 19-01-2021

Argonauten

betekenis & definitie

In de grieksche sage heetten aldus, naar hun schip, Argo, de 50 heroën, die onder Iason den eersten tocht ter zee ondernamen. Phrixus in Aea door koning Aeëtes gastvrij opgenomen, had den ram, waarop hij gevlucht was, geofferd en diens gouden vacht in een bosch van Ares opgehangen, waar ze door een altoos wakenden draak bewaakt werd.

De Argonauten haalden dit vlies terug, omstreeks 1213 v. Chr., onder aanvoering van Iason, wien Pelias deze onderneming had opgelegd. Pelias, zoon van Cretheus, had zijn halfbroeder Aeson van de heerschappij van Cholcos beroofd; de beroofde onttrok zijn zoon Iason aan de vervolgingen zijns broeders door hem heimelijk aan Chiron op den Pelion te zenden om hem op te voeden. Toen Iason zijn twintigste * jaar bereikt had keerde hij naar Cholcos terug en verscheen voor Pelias met slechts één schoen aan de voeten; den andere had hij bij het doorwaden van den Anaurus verloren. Pelias schrikte, want het orakel had hem verkondigd dat hij zich wachten moest voor iemand met één schoen. Om die reden droeg hij Iason, ten einde hem te verwijderen, de taak op om het gulden vlies te gaan halen.

Volgens Pindarus verschijnt Iason voor Pelias, en eischt de geroofde heerschappij voor zijn vader terug., welke Pelias hem onder eede terugbelooft, indien hij vooraf in zijne plaats het gulden vlies gaat halen. Het orakel had hem zelven wel die taak opgedragen, opdat alzoo de ziel van Phrixus verzoend en de toorn der onderaardsche góden bevredigd zou worden, doch hij was voor dat werk te oud. Iason neemt den tocht voor hem op zich en roept de helden van Griekenland ter deelneming op. Het schip waarmede de reis zou ondernomen worden had waarschijnlijk zijn naam van zijn bouwmeester, Argos, zoon van Phrixus; Hera, of Athene, hielp het schip bouwen met pijn boomen van den Pelion en Athene voegde in den voorsteven een stuk van den sprekenden eik van Dodona.De vaart ging van Cholcos uit naar het n.o. naar het niet te bepalen verre land, hetwelk men sedert Pindarus hield voor Colchis, het land gelegen in den uitersten hoek van den Pontus Euxinus.

Appolonius Rhodius in zijne Argonautiea laat de helden van lolcos uitvaren over Lemnos, waar zij met de vrouwen, die hare trouwelooze mannen vermoord hadden, in aanraking komen, en Samothrace door den Hellespont op het eiland Cyzicus aanlanden, alwaar zij door den koning der Dolionen, Cyzicus, gastvrij onthaald worden. Na allerlei avonturen komen zij inhetthracische Salmydessus bij den blinden ziener Phineus, die, nadat de gevleugelde zonen van Boreas hem van de Harpijen bevrijd hebben, hen over den verderen tocht zijn raad mededeelt, en hen in ’t bijzonder leert, hoe zij tusschen de Symplegadische (tegen elkaar aanslaande) klippen aan den ingang van den Pontus door moeten sturen. Daarop gaat de reis langs de zuidkust van den Pontus verder; zij komen bij het land der Amazonen en bereiken behouden Colchis. Iason eischt van Aeëtes het vlies. Deze belooft het te zullen geven, zoo Iason twee vuursnuivende stieren met koperen hoeven vangt, inspant, een stuk land er mee beploegt en draketanden in de voren zaait. Iason volbrengt dit moeielijk werk, met hulp van de tooveres, Medea, dochter van Aeëtes, wier liefde hij had weten te winnen.

Een van haar ontvangen toovermiddel beschutte hem tegen het vuur der stieren en schonk hem bovenmenschelijke kracht, en toen uit de gezaaide draketanden gepantserde mannen opgroeiden, wierp hij, op raad van Medea, een steen onder hen, waarop zij elkaar dood sloegen. Doch Aeëtes weigerde het vlies te geven. Toen stalen Iason en Medea het in den nacht weg, nadat zij den draak door een toovermiddel hadden doen inslapen, en vertrokken met de Argonauten van daar. Aeëtes laat ze nu nazetten onder aanvoering van Absyrtus, zijn zoon. Deze wordt door Iason aangevallen en edood, of Medea doodt zelf haren broeder ien zij meegenomen had, snijdt hem in stuken werpt die in zee, om Aeëtes door het verzamelen en begraven der dierbare overblijfselen in het vervolgen op te houden. Over den terugweg dien men nam zijn de berichten zeer uiteenloopend.

Sommigen laten de A. langs denzelfden weg terugkeeren als zij gegaan waren; volgens anderen geraken zij den Phasis opvarende, in den oostelijken oceaan, door de Roode zee in den Nijl, of door de Libysche woestijn, waar de Argo gedragen wordt, in het Tritonmeer en de Middellandsche zee. Nog een derde weg loopt uit den Pontus door den Tanais westwaarts in den oceaan, en door de zuilen van Hercules in de Middellandsche zee, waardoor zij dan eindelijk het vaderland bereiken.

< >