geb. te Groningen, 6 Jan. 1848, werd, na in Indië een jaar als sergeant bij de infanterie in het leger te hebben gediend, klerk bij het departement van financiën te Batavia, vervulde nog allerlei andere betrekkingen en ging in 1896, toenmaals resident van Riouw (sinds 1893), wegens ziekte met verlof naar Europa; hij schreef: Volksbeschrijving van Midden-Sumatra met ethnographischen atlas, De talen en letterkunde van Midden-Sumatra; in gemeenschap met de leden der expeditie van Joh. F.
Snelleman en C. H. Cornelisseii: Beizen in Midden-Sumatra, verder een gedeelte van de Bijdragen tot de kennis der flora van Midden-Sumatra; is redacteur van het „Tijdschrift van het Kon. Aardrijkskundig Genootschap”.