Gepubliceerd op 19-01-2021

Antigonus doson

betekenis & definitie

Koning van Macedonië, geb. 263 v. C., zoon van Demetriué den Schoone, den broeder van koning Demetrius II, die niet lang voor zijn dood gehuwd was met Phthia, dochter van koningin-regentes Olympias van Epirus, en een zoon, Philippus, naliet, toen twee jaar oud.

Voor deze Philippus zou A. als regent het bestuur van Macedonië waarnemen; door zijn vele goede eigenschappen zag hij zich spoedig in de gunst der Macedoniërs bevestigd, en vergenoegde zich toen niet langer met de voogdijschap; hij huwde met Phthia, de koningin-weduwe, en deed zich als koning huldigen (229 v. C.) en benoemde den jongen Philippus, nu zijn zoon, tot zijn troonopvolger; hij betoonde zich even bekwaam voor de regeering in tijden van oorlog als in tijden van vrede en bracht Macedonië terug tot den hoogste trap van luister, die het bereiken kon. Zijn zwak om lichtvaardig en onnadenkend beloften te doen, zonder zich daarom tot iets verbonden te achten, deed hem den schimpnaam van Doson verwerven. Kort nadat hij de teugels van het bewind had aanvaard, speelde een zijner legeraanvoerders, Diogenes, hiertoe omgekocht, de kasteelen van Athene en het eiland Salamis aan het Achaïsch verbond in handen, hetgeen een belangrijk verlies was voor het Macedonisch gezag in Griekenland, met veel moeite door A. voorgangers gevestigd. A. zag er echter van af om door nieuw bloedvergieten het verlorene te herwinnen. Kort daarop werd echter door hetzelfde Achaïschverbond zijn hulp ingeroepen tegen Cleomenus van Sparta en de Aetoliërs; begrijpende door hieraan te voldoen zijn macht in Griekenland te kunnen herstellen, bracht hij een leger van 20.000 voetknechten en 3000 ruiters naar Griekenland over en bracht Cleomenus tot genoegen dergenen die zijn hulp hadden ingeroepen ten onder, doch bezette zelf verschillende steden en sterke punten, hetgeen algemeene ontevredenheid verwekte, waaraan op verschillende wijzen lucht werd gegeven, zoodat de verhouding zeer gespannen werd, waarvan de Spartanen onder Cleomenus gretig partij trokken en uitgestrekte strooptochten organiseerden.

A. echter, zich niet sterk genoeg rekenende, liet zich noch door zijn zoogenaamde bondgenooten, noch door zijn openlijke vijanden tot handelend optreden verlokken.; hij wachtte geduldig de volgende lente af, versterkte zich toen, behalve met de uit hunne winterkwartieren terugkeerende, met nieuwe troepen, en leverde toen Cleomenus III bij Selassia (222 v. C.) een beslissenden slag, die dezen vorst het leven kostte, en waarbij het nog nimmer veroverde Sparta in handen der Macedoniërs viel; hij verbood echter de plundering dezer stad en verklaarde voor den raad der ephoren, dat hij slechts gekomen was om Cleomenus te bestrijden, niet Sparta. Op den derden dag van zijn verblijf in de stad kreeg hij plotseling tijding van een inval der Illyriërs in Macedonië, hetgeen hem dwong met snelle marschen naar zijn eigen gebied terug te keeren, hoewel hij inmiddels nog tijd vond om de zaken in den kleinen vrijstaat Tegna te regelen en te Argos bij de Nemeïsche spelen den ondubbelzinnigsten lof van alle Grieken in te oogsten. In Macedonië vond hij alles in een deerniswaardige verwarring — zijn volk moedeloos, de vijanden tot in het hart des rijks doorgedrongen. Zonder tijd te verliezen wierp A. zich echter met zijn leger op hun weg, leverde hun slag, en versloeg hen volkomen; bij dezen strijd spande hij zich zoodanig in, dat hij door een bloedspuwing werd overvallen en stierf, 221 v. C. Hij werd opgevolgd door zijn stiefzoon, Philippus V, toen 16 jaar oud.

< >