Gepubliceerd op 19-01-2021

Antigonus de eénoogige

betekenis & definitie

Een der beroemdste veldheeren uit de school van Alex. den Groote, aan al wiens veroveringstochten hij deelnam. Hij stamde af van de vorsten van Elymiotis en trok in het jaar 334 v.

C met Alexander naar Azië. Deze benoemde hem tot stadhouder van Phrygië (333). Eerst na den dood van Alexander deed hij zich krachtiger gelden, en geraakte al aanstonds in vijandschap met den beroemden veldheer en staatsman Eumenes, voor wien hij, volgens de regeling van den rijksbestuurder, Perdiccas, de hem toegezegde provinciën zou veroveren, met welke regeling hij verklaarde geen genoegen te nemen Hij moest de vlucht nemen tot Antipater. Toen deze na den dood van Perdiccas rijksbestuurder werd, ontving A. niet alleen Phrygië terug, maar ook het opperbevel tegen Eumenes, die de rechten van Alexanders familie verdedigde. Antigonus was in den strijd tegen dezen gelukkig, en sloot hem in de bergvesting Nora in Cappadocië in. Na de veldheeren, die voor Eumenes partij trokken, overwonnen te hebben (320) en na den dood van Antipater (319), sloten Antigonus, Ptolemaeus en Cassander, waarbij zich later nog Seleucus voegde, tegen Polysperchon, die de plaats van Antipater had ingenomen, een verbond, en knoopten tevens met.

Eumenes onderhandelingen aan, die hiervan gebruik maakte, om uit Nora af te trekken, in Cappadocië een leger te verzamelen en Phoeniciö te veroveren. Met de veldheeren der oostelijke provinciën verbonden, viel Eumenes A. aan (316), doch werd, door een gedeelte zijner troepen verraden, aan hem uitgeleverd en ter dood gebracht. Antigonus was nu meester .van geheel VoorAzië, en verkreeg nog daarenboven Syrië, nadat Seleucus, tot hiertoe in het bezit daarvan, uit vrees voor de lagen van Antigonus, naar Egypte gevlucht was. Nu gaf de toenemende macht van Antigonus aanleiding tot ©en verbond van verscheiden veldheeren tegen hem, 315. Na een langen strijd van 315—312, werden aan Antigonus zijne veroveringen in Voor-Azië bij den vrede verzekerd; deze was echter van korten duur, want reeds in 310 deed Ptolemaeus van Egypte een inval in^ Voor-Azië, en veroverde Phoenicie en vele kuststeden, terwijl Antigonus van zijne zijde een leger naar Griekenland zond, onder zijn zoon Demetrius Poliorcetes, den koningstitel aannam en in Egypte drong, doch na groote verliezen, tengevolge van de voortrefflijke verdediging van Ptolemaeus, naar Syrië moest terugtrekken, 306. Daar het eiland Rhodus zich met Ptolemaeus verbonden had, ontving Demetrius in 304 van zijn vader bevel, om het eiland te onderwerpen, doch kon hier niets uitrichten.

Van daar ging hij weder naar Griekenland en sloeg Cassander, die zich tot Lysimachus van Thracië, Ptolemaeus en Seleucus om hulp wendde, 302. Deze overwonnen met vereenigde macht Antigonus in den bloedigen slag bij Ipsus in Phrygië in 301, waarin de grijze veldheer zijn leven verloor. Antigonus, bijgenaamd de Cycloop, omdat hij al vroeg een oog had verloren, had een heerschzuchtig maar standvastig karakter; hij was een uitstekend veldheer, en de eerste die door het aannemen van den koningstitel, onder Alexanders veldheeren de gedachte opwekte, om, daar Alexanders nakomelingen een speelbal der partijen waren, nieuwe koningsgeslachten te stichten.

< >