Gepubliceerd op 19-01-2021

Amaryllis

betekenis & definitie

L. (Lelie-narcis) Plantengeslacht van de Familie der Narcisachtige Planten (Amaryllideae), behoorende tot de klasse der Eenzaadlobbigen (Monocotyledones) — bolplanten met een zesbladige klokvormige bloem, stempel driedeelig, bloemen lelieachtig, vruchten narcisachtig. Voornaamste soorten:

A. capensis. Kaapsche lelie-narcis — eenbloemig, 6 zeer korte meeldraadjes met opgerichte knopjes, het vruchtbeginsel beneden, stijl driehoekig met 3 stempels, bloemblaadjes lancetvormig, aan den voet zwart, overigens geel, vleeschkleurig of paarsch, wortel bolvormig ; oorspronkelijke groeiplaats ZuidAfrika;
A. lutea. Gele lelie-narcis — eenbloemig, gelijke bloemblaadjes, meeldraadjes 6 in getal, gestrekt; de bloemen hebben een mooie gele kleur, de wortel is bolachtig; groeiplaats landen aan de Middellandsche Zee;
A. atamasco — eenblóemig, stamper neergebogen, bloemblaadjes gelijk; groeiplaats Virginië.
A. formosissima — eenbloemig, bloemblaadjes ongelijk, drie opwaarts en drie nederwaarts gebogen, de bloem staat op een stengel van 1 voet hoog, uit een ronden erokten bolwortel ontspruitende; de bloem, oogrood van kleur, in de zon als goud op een fluweelen grond glinsterende, is zeer teeder en bloeit slechts enkele dagen; de plant is uiterst gevoelig voor koude; tegen het einde der 17e eeuw werd deze overschoone bloemplant van uit Zuid-Amerika naar Spanje overgebracht en van uit dat land verspreidde zij zich over het overige Europa;
A. belladonna — veelbloemig, bloemen klokvormig, bloemblaadjes gelijk, de organen der voortplanting neergebogen; de stengel laat een tros van vleeschkleurig roode, aangenaam riekende Bloemen uit, aan den bodem geelachtig groen; de stijl is rood;
A. reginae — veelbloemig, bloemen klok vormig, bloemblaadjes gelijk en gegolfd; evenals de voorgaande soort uit West-Indië afkomstig;
A. undulata — veelbloemig, uitgebreide bloemen, bloemblaadjes gegolfd, gespitst en aan den voet verbreed, paarsch van kleur en lancetvormig, meeldraadjes, 6 in getal, neergebogen; afkomstig uit Zuid-Afrika;
A. sarnicusis — veelbloemig, omgeslagen bloemblaadjes, meeldraadjes opstaande; de bloemstengel richt zich ter hoogte van een voet eerst bladerloos op, van boven groen, van onder paarsch gespikkeld; uit een scheede aan den top ontspruiten dan negen of tien bloemknoppen, die zich zesbladig uitspreiden, ieder blaadje 2 c.M. lang en zeer smal, aan het eind omgekruld, de kleur is menierood met een bloedroode streep in het midden; de zes meeldraadjes zijn langer dan de bloemblaadjes; de donkergroene fluweelachtige bladeren botten eerst uit bij het verflensen van den stengel; de bolwortel is giftig; oorspronkelijk een Japansche plant;
A. longifolia, langbladige nacis-lelie, veelbloemig, bloemen klokvormig, bloemblaadjes gelijk, paarsch van kleur, meeldraadjes neergebogen, bladen zeer lang;
A. orientalis — veelbloemig, bloemblaadjes ongelijk; uit den bolwortel spruit een piekvormige spatelscheede, die een stengel van 1 voet, of langer uitlaat, waarop een tros bloemen ontspruit die zich uitspreidt aan bloemsteeltjes van een handbreed lengte; de bloem zit krom op het vruchtbeginsel; de kleur der bloemen is hoogrood ; de meeldraden steken even boven de bloem uit met gele meelknopjes en in het midden een stijl, die paarsch is en gekromd en een geknopten stempel draagt; na het bloeien buigt de bloemkroon zich om en schiet in het zaad, hetwelk driekante vruchtjes maakt; daarna komen de bladen, boven donker, van onderen lichtgroen en aan de kanten bruin, te voorschijn; ,
A. guttata — veelbloemig, platte bladen aan de randen wit behaard;
A. dubia — veelbloemig, in verschillende opzichten wijkt deze soort af; de bloemblaadjes zijn lancetvormig gespitst, de 6 meeldraden zijn niet neergebogen, de stengel die de bloemkroon uitlaat bereikt een hoogte van 1 voet.

< >