Byzantijnsch keizer, geboren te Constantinopel, 1048; hij was de derde zoon van Johannes Comnenus, den broeder van Izaak I. Toen Izaak I afstand deed, wees Alexius’ vader de keizerskroon af, waarop deze aan zekeren Ducas, zoon van een befaamd legeraanvoerder, werd geschonken.
Tenslotte gelukte het aan het leger om Alexius op den troon te plaatsen, April 1081, waarbij zijn voorganger, NicephorusBotaniates, naar een klooster verbannen werd. Hij vond zijn rijk van alle zijden door vijanden bedreigd; van het noorden en noordoosten kwamen zwermen Scythen en Turken; de woeste Normandiërs afstammelingen der Noormannen, die zich kortelings op Sicilië en Italië hadden genesteld, liepen zijn westelijke provinciën af; Alexius zond gezanten naar de synode van Piacenza om de hulp der Westersche vorsten te vragen tegen de Turken. De kruistochten namen nu een aanvang, en Constantinopel was bestemd als de verzamelplaats der verschillende kruisvaarders. Daar kwamen zij in 1096 en 1097 aan, maar Alexius maakte zich nu bekommerd over het groot aantal en de ruwheid der Westersche krijgers, onder wie hij ook de verschrikkelijke Normandiërs zag. Den aanvoerders liet hij zijne groeten aanbieden en hij behandelde hen met onderscheiding, doch de troepen mochten de hoofdstad niet binnen gaan. Hij eischte van de vorsten den leenseed over de plaatsen, die zij den Turken zouden ontnemen en eenmaal aan het Romeinsche rijk hadden behoord.
Hij zou dan het leger door levensmiddelen en troepen bijstaan. Na eenige moeielijkheden werd de eed afgelegd en trokken de troepen den Bosporus over. Hij was een geschikt en ervaren bestuurder en slaagde erin het rijk der Byzantijnen, hoewel hopeloos verzwakt en krachteloos, tijdelijk staande te houden en de onvermijdelijke ineenstorting te vertragen. Hij regeerde 37 jaren en overleed in 1118. Zijn dochter Anna Comnena (zie deze) beschreef zijn leven. Zie ook Alexis.