ZWAVELEN, (zwavelde, heeft gezwaveld), met zwavel doortrekken, iets van zwaveldeelen voorzien;
— een strooien hoed zwavelen, hem in zwaveldamp houden om hem wit te krijgen;
— den wijn zwavelen, smalle en in gesmolten zwavel gedoopte strooken linnen of spanen aansteken en in het ledige vat laten verbranden, opdat de wijn, dien men vervolgens in het vat doet, nieuwe kracht en beteren smaak krijge; wijnflesschen zwavelen;
— (techn.) doorvoeren van zwavelig zuur anhydrid in groote bakken waarin geperforeerde slangen loopen, om kleurstoffen te bleeken, carbonaten om te zetten in sulfieten enz. ZWAVELING, v.