Het begrip zog heeft 2 verschillende betekenissen:
1. zog - ZOG, v. (-gen), (gew.) zeug, moedervarken.
2. zog - ZOG, o. moedermelk : die jonge vrouw heeft veel zog; zij voelt het zog toeschieten, plotseling hare borsten vullen;
— zij heeft reeds zog in hare borsten, zij is zwanger; het zog bleef plotseling weg;
— (gew.) hij heeft het zog van zijn moer gezogen, hij heeft den aard van zijne moeder;
— (zeew.) spoor dat het schip in het opborrelend water achterlaat, doodwater, kielwater; (fig.) in iemands zog varen, hem navolgen.