WEIVAATJE, o. (-s), vaatje waar de wei of de hui in gedaan wordt;
...VLIES, o. (...zen), (ontl.) vlies van een glad gekruist bindweefsel dat de wanden van inwendige holten bekleedt, bv. het borstvlies, het buikvlies, het hartezakje, het spinnewebvlies der hersenen en van het ruggemerg en de eigenscheederok van den bal.