VERSTROOIEN - (verstrooide, heeft verstrooid), strooiende verbruiken: veel stroo verstrooien;
— verspreiden : de wind heeft de wolken verstrooid; (fig.) verjagen, uiteendrijven : het vijandelijke leger werd verstrooid;
— afleiden (de gedachten): een flink leerling laat zich door niets verstrooien; wij zullen trachten hem een weinig te verstrooien, hem afleiding te verschaffen ;
— zich verstrooien, uiteengaan, zich verspreiden; afleiding, uitspanning zoeken. VERSTROOIING, v. (-en), het verstrooien; (fig.) afleiding, uitspanning; verjaging.