UITVEGEN - (veegde uit, heeft uitgeveegd), vegende van stof reinigen: eene pan, een schotel uitvegen; (fig.) iem. den mantel uitvegen, hem scherp doorhalen, berispen;
— doorhalen, uitwisschen: een woord uitvegen; zijne oogen uitvegen, uitwrijven. UITVEGING, v.