Wat is de betekenis van uitvegen?

2025-04-21
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-04-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitvegen

(veegde uit, heeft uitgeveegd), 1. vegende verwijderen uit; 2. door vegen van stof en vuil reinigen : een kast, een gang, een schotel uitvegen; zijn ogen uitvegen, uitwrijven; — (fig.) iem. de mantel uitvegen, hem scherp doorhalen, berispen; 3. door vegen wegmaken, uitwissen : een woord uitvegen (op een schoolbor...

2025-04-21
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

uitvegen

(1903) (Vlaanderen, inf.) betalen. • Uitvegen, Fig. Betalen. Iemands schuld uitvegen. 'Et gelag uitvegen. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1903)

2025-04-21
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitvegen

uitvegen - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-ve-gen 1. verwijderen door er met iets overheen te strijken ♢ Siegfried veegt het bord uit met de borstel Regelmatig werkwoord: uit-ve-gen ik veeg uit (... ik uitveeg...

2025-04-21
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitvegen

v., útfeije; aan de binnenkant —, omfeije.

2025-04-21
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-04-21
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitvegen

veegde uit, h. uitgeveegd (1 vegende reinigen; 2 door vegen doen verdwijnen): 1. fig. zegsw. z. mantel; 2. veeg dat woord (op een bord b.v.) eens uit.

2025-04-21
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitvegen

(veegde uit, heeft uitgeveegd), 1. vegend reinigen: zijn ogen uitvegen, uitwrijven; (fig.) iemand de mantel uitvegen, hem flink de les lezen, berispen; 2. uitwissen: een woord uitvegen (op een schoolbord); dat moet je niet uitvegen, dat is niet gering.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-04-21
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITVEGEN

UITVEGEN - (veegde uit, heeft uitgeveegd), vegende van stof reinigen: eene pan, een schotel uitvegen; (fig.) iem. den mantel uitvegen, hem scherp doorhalen, berispen; — doorhalen, uitwisschen: een woord uitvegen; zijne oogen uitvegen, uitwrijven. UITVEGING, v.