Toekomen - (kwam toe, is en heeft toegekomen), geworden : uw brief is mij toegekomen, uw brief heb ik ontvangen; doen toekomen, zenden;
— toebehooren : dit komt mij toe, dit behoort mij, ik heb er recht op;
— genoeg hebben; ik zal met dit geld wel toekomen, ik zal niet meer noodig hebben -dan deze som;
— hij komt met weinig toe, hij heeft niet veel uitgaven;
— die slag kwam toe, dat was een harde slag.
