Gepubliceerd op 02-12-2018

Stoppen

betekenis & definitie

Stoppen - (stopte, heeft gestopt), iets in eene holte, een gat doen om dit te vullen, te dichten, te sluiten: werk in een gat, een gat met werk stoppen ; een lek stoppen;

— eenig voorwerp in een ander doen, iets ergens indoen, induwen: tabak in eene pijp stoppen; eene pijp stoppen, met tabak; tabak stoppen, in eene pijp ; een bed met veeren stoppen, vullen ; die canapé is te stijf gestopt;
— worst stoppen, fijngehakt worstvleesch in darmen stoppen;
— iem. den mond stoppen, met spijzen, (ook fig.) hem doen zwijgen;
— zich de ooren stoppen, dichthouden, (ook fig.) niet willen hooren;
— iets in een zak stoppen;
— iem. geld in de hand stoppen, ongemerkt geven, hetzij om hem te helpen, te steunen, ’tzij om hem om te koopen ;
— een kind in bed stoppen, leggen, onder de dekens toedekken ;
— een jongen in den hoek, in den kelder stoppen, zetten (tot straf);
— iets onder den grond stoppen, om het te verbergen, (ook) om het kwijt te zijn;
— (gemeenz.) iem. onder den grond stoppen, begraven;
— ruiten stoppen, met stopverf in een raam vastzetten ;
— (naaist.) verbroken (door branden of slijten) schering- of inslagdraden inwerken: linnengoed, kousen stoppen;
— een gat stoppen, scheringen inslagdraden er in werken, (ook fig.) schuld delgen, afbetalen;
— dat is niet te stoppen, niet vol te houden, hierin is niet te voorzien;
— geld stopt geene gierigheid, gierigheid heeft nooit genoeg, is nooit voldaan ;
— eene beweging stremmen, doen ophouden, iets in zijne beweging tegengaan, die doen verminderen : eene vloeiing stoppen; den buikloop stoppen;
— die spijs stopt, verzadigt spoedig, (ook) belemmert de darmbeweging; (zeew.) een touw stoppen, bij het vieren vasthouden, zoodat er niet te veel gevierd wordt; eene machine stoppen, doen stilstaan ; stop! commandowoord aan boord van stoomschepen om de machine te doen stilstaan ;
— stilhouden: hier stopt de tram, de boot;
— stop eens even, houd even den mond, zwijg even, laat ik even nadenken.