Gepubliceerd op 06-12-2018

SPANNEN

betekenis & definitie

SPANNEN - (spande, heeft gespannen), iets veerkrachtigs uitrekken, zoodat er een streven ontstaat, tot den oorspronkelijken toestand terug te keeren: een touw spannen; op het gespannen koord dansen; de streng, de pees van een boog spannen;

— zijne streng te stijf spannen, te veel eischen;
— eene snaar spannen, van een muziekinstrument;
— zeilen, netten, strikken spannen; (fig.) iem. een strik spannen, iem. lagen leggen:
— een boog spannen, om te schieten; (fig.) de boog kan niet altijd gespannen zijn, men kan niet altijd werken, men moet ook weleens rusten;
— de haan van een geweer spannen, opzetten om te schieten;
— de spieren zijn te sterk gespannen;
— (fig. zijne eischen hooger spannen, meer vragen;
— zijne verwachting was te hoog gespannen, hij verwachtte er te veel van;
— met gespannen aandacht iets volgen, met zeer groote aandacht;
knellen, inpersen : een korset kan licht te veel spannen; de schoen spant op den voet; (fig.) zij leven op gespannen voet, (ook) zij zijn een weinig gespannen, in onmin, niet op vriendschappelijken voet;
— het zal er spannen, het zal er heet toegaan;
— het spant er, de zaken loopen tegen;
— dat zal spannen, dat zal moeilijk gaan;
— spannend vastmaken: een doek op een raam, papier op een teekenbord spannen; de paarden voor den wagen, ossen voor den ploeg spannen, om te laten trekken;
— (fig.) de paarden achter den wagen spannen, verkeerd te werk gaan;
— iem. in *t gareel spannen, hem zwaren arbeid opleggen;
— de vierschaar spannen, de rechters laten bijeenkomen, rechtspreken;
— de kroon spannen, de kroon op het hoofd zetten, vorst zijn; dat spant de kroon, dat overtreft alles;
— de hand spannen, zoover mogelijk den top van duim en pink van elkander verwijderen;
— iets spannen, met gespannen hand bereiken (bij het knikkeren, pleien enz.);
— dat kind kan geen octaaf spannen, (op de piano) met de hand spannen.