SNERPEN - - (snerpte, heeft gesnerpt), branden, zengen, pijn veroorzaken: de wonde snerpt (in sommige streken: de wonde snerkt),
— de koude snerpt, het is doordringend koud;
— zeker geluid voortbrengen, gelijk eene roede b. v. onder ’t snel heen en weer bewegen doet: de wind snerpt.