SCHUTTEN - (schutte, heeft geschat), binnen eene kooi, achter eene schutting opsluiten: verdwaald vee opvangen en schuiten ;
— beveiligen, beschutten; afweren, tegengaan, beletten: dat zal ik schutten, (ook) dat spreek ik tegen, daar kom ik tegen op ;
— de geboden schutten, bezwaren inbrengen tegen een aangekondigd huwelijk; (fig.) het spel schutten, winnen;
— een schip door eene schutsluis laten : hier schut men iederen dag meer dan 25 schepen;
—, (schutte, is geschut), door eene schutsluis varen: de schipper is te Delftshaven geschut.