Putten (putte, heeft geput), water uit een put ophalen;
— (fig-) halen uit, ontleenen aan : uit andere boeken putten;
— uit de bronnen zelf putten, het zelf navorschen en niet anderen naschrijven;
— het schilletje uit de kuiltjes of putten halen: aardappels putten. PUTTING, v. het putten.