Pleister (1) - Pleister v. (-s), (heelk.) een taai, kleverig, door de warmte zacht wordend geneeskrachtig middel, dat op linnen, taf of zacht leer gestreken, op eene wonde of op de huid gelegd wordt: hechtpleister; pikpleister; trekpleister; Engelsche pleister;
— (fig.) verzachting, troost: dit was eene pleister op zijn wond;
— eene gouden pleister op iets leggen, iets met geld verzachten. PLEISTERTJE, o. (-s).