Pijperoer o. (-en), het roer van eene tabakspijp;
...STEEL, m. (...stelen), langst en nauwst gedeelte der pijp;
— (spr.) het is geen pijpesteel waard, niets hoegenaamd;
...STOPPER, m. (-s), iem. die eene pijp stopt; iets om de brandende tabak in eene pijp vast te drukken;
...WROETER, m. (-s), pijpenuithaler;
...ZEEFJE, o. (-s), klein zeefje dat men onder in den kop eener tabakspijp doet om het verstopt raken te voorkomen.