Pijpenbakker m. (-s), iem. die pijpen bakt;
...BAKKERIJ, v. (-en), het bakken van pijpen;
inrichting waar zulks plaats heeft;
...BEN, v. (-nen);
...BENNETJE, o. (-s), pijpenmand;
...BOOR, v. (...boren), lange boor om daarmede pijpen uit te boren;
...BORD, o. (-en), pijpenplank, plank met gaten in een orgel, waarin de orgelpijpen staan, om te worden vastgehouden;
...DRAAIER, m. (-s), die pijpen draait;
...DRAAIERIJ, v. (-en), het draaien van pijpen; inrichting waar dit geschiedt;
...FABRIEK, v. (-en), fabriek waar men pijpen, inz. tabakspijpen maakt;
...FABRIKANT, m. (-en), eigenaar, beheerder eener pijpenfabriek;
...KETEL, m. (-s), eene soort van stoomketel met vlampijpen.