Gepubliceerd op 24-02-2020

Pees

betekenis & definitie

Het begrip pees heeft 2 verschillende betekenissen:

1. pees - pees - v. (pezen), (dierk.) het uiteinde der spieren, het glinsterende, witte, taaie niet samentrekbare gedeelte, dat de spieren met het beenvlies van de beenderen verbindt; dik spierbundelvlies: een peesje in het vleesch;
— (Zuidn.) navelstreng;
— een snoer van samengedraaide of aaneengevlochten draden, inz. tot het spannen van een boog dienende : de pijl vliegt van de pees;
— (spr.) hij heeft twee pezen op zijn boog, hij heeft meer dan één middel, om iem. te overreden, zich door eene moeilijkheid heen te slaan enz.;
— (w. g.) aan de pees moeten, aan den arbeid; iem. op de pees zetten, het hem moeilijk maken;
— (visch.) pezen, zijlijnen, die van de hoofdlijn der netten uitgaan;
— teellid van een bul, anders bullepees;
— (gew.) dunne, lange wortel van hondsgras, peem;
— trekwortel van een boom, dien men velt. PEESJE, o. (-s).

2. pees - pees - v. (pezen), (Zuidn.) zeker kaartspel met 32 kaarten, tusschen twee personen, waarbij ’t vooral op het vereenigen van heer en vrouw derzelfde kleur in ééne hand aankomt.