Opbitten (bitte op, heeft opgebit), (rijpaarden) een bit in den mond leggen en daardoor voor den rit gereedmaken;
— (gew.) (jongelieden) voor een toekomstig beroep klaarmaken, voorbereiden;
— (gew.) iem. voor iets opbitten, tot iets overhalen, overreden, hem voor iets “lekker” maken.