(ontwrong, heeft ontwrongen), iem. iets uit de handen wringen: iem. een mes ontwringen; met geweld afpersen: de traan, aan het minnelijk oog ontwrongen door geweldig aangrijpende smart; eene wet aan den Koning ontwrongen;
— iem. een geheim, eene belofte ontwringen; iem. met geweld eenig bezit ontrukken: reeds had Napoleon deze ook de zege ontwrongen; zich ontwringen, zich van iets of iem. loswringen.