Ondoordringbaar bn. niet te doordringen : een ondoordringbaar harnas; een ondoordringbaar floers van rook;
— waterdicht: eene jas van ondoordringbare stof;
— (fig.) (van personen) ondoorgrondelijk. ONDOORDRINGBAARHEID, v. de hoedanigheid van ondoordringbaar te wezen; (nat.) de algemeene eigenschap der lichamen krachtens welke twee stoffelijke zaken niet gelijktijdig dezelfde plaats der ruimte kunnen innemen.