bn. bw. (-er, -st), (van pers.) niet degelijk, oppervlakkig, lichtzinnig: 't is al een heel ondegelijk mensch; (van zaken) niet degelijk, van weinig innerlijke waarde, oppervlakkig, onbeduidend : ondegelijk werk leveren;
— bw. van wijze, niet degelijk, oppervlakkig : ondegelijk redeneeren, spreken, handelen. ONDEGELIJKHEID, v.