Gepubliceerd op 02-09-2018

Degelijk

betekenis & definitie

DEGELIJK, bn. bw. (-er, -st), niet door fraaien uiterlijken schijn misleidend, maar inderdaad zoo, dat het aan zijne bestemming voldoet, dat men erop vertrouwen kan degelijk fabrikaat, eene degelijke voeding, degelijk onderwijs, eene degelijke leiding;

— degelijke menschen, waar men staat op kan maken, brave menschen;
— een degelijk handwerksman, die zijn werk in den grond verstaat;
— een degelijk boek, waar men iets uit kan leeren;
— eene degelijke positie, een degelijk stuk, ferm, groot;
— ik heb hem wel degelijk gezien, stellig (als antwoord op eene bestrijding);
— ik meen het degelijk, waarlijk. DEGELIJKHEID, v.