Gepubliceerd op 01-11-2018

Omzichtig

betekenis & definitie

Omzichtig bn. bw. (-er, -st), behoedzaam, voorzichtig, in handelen en spreken: vergunt mij het terrein der eigenlijke theologie te vermijden, waar ik te omzichtig zou moeten zijn met mijn woorden; o, men moet zoo omzichtig met zulke slimme kinderen zijn; (van handelingen, woorden, hoedanigheden enz.) van bedachtzaamheid getuigende, behoedzaam, voorzichtig; in omzichtige bewoordingen iets meededen; met omzichtige zorgvuldigheid een zieke verplegen;

— bw. van wijze, op eene wijze die van bedachtzaamheid getuigt, behoedzaam, voorzichtiglijk: de deur der slaapkamer werd zeer zachtjes en omzichtig geopend; omzichtig optreden, te werk gaan. OMZICHTIGLIJK, bw. (w. g.).