(paste om, heeft omgepast); iem. iets ompassen, het iem. om het lijf doen, om te zien of het goed passend is : iem. een mantel ompassen; hij heeft hem den sabelkoppel omgepast;
— zich iets ompassen, of eenvoudig iets ompassen, zich iets om het lijf doen, om te zien of het goed passend is; pas die sjaal eens om, of ze ook te lang is.