(ommuurde, heeft ommuurd), met een muur omgeven, door het zetten van een muur rondom omsluiten : een tuin ommuren; de veldheer deed de vesting ommuren;
— (fig.) eene ruimte met iets als met een muur omgeven, en daardoor beschutten en beveiligen, of ook aan het oog onttrekken : de vesting was met rotsen ommuurd. OMMURING, v. het ommuren;
— (mv. -en), het muurwerk om zekere ruimte : een fort met drie sterke ommuringen.