Omballing v. (gemeenzame uitdrukking, vooral in Friesland en Groningen gewoon) allerlei oud en onnut huisraad van luttel waarde, oude rommel, in tegenstelling van het goede en bruikbare huisraad;
— (alleen in Friesland) toespijzen en toekruiden, die om een grooten schotel heen liggen, als saucijsjes om bloemkool, gebakken aardappels en augurkjes om een vleeschgerecht, enz.;
— afval van een geslacht beest, als ooren, staart, pooten, strot, long, lever enz.;
— (scherts.) het gevolg, de om- en bijloop van een hoog personage.